“Denkt u dat de mondzorg van ouderen met dementie in Nederland er goed voor staat?” Die vraag stelt neuropsycholoog professor dr. Erik Scherder aan het aanwezige publiek in zijn college ‘Waarom vernietigt vanillevla onze hersenen?’. Hij geeft zelf het antwoord.
In zijn colleges legt Scherder altijd op een duidelijke manier uit hoe onze hersenen werken, met humor maar ook met toewijding. Het onderwerp van kauwen en mondzorg gaat hem duidelijk aan het hart. Hij begint met het beeld te schetsen van de etenskar op de psychogeriatrische afdeling van een verpleeghuis met daarop vla en pap. Vloeibaar eten, terwijl 70% van de mensen op die afdeling geen slikstoornis heeft en gewoon kan kauwen. Er zijn steeds meer studies die aantonen dat kauwen iets doet met het geheugenproces. Niet alleen bij ouderen trouwens, bij iedereen. Als je kauwt, dan gaat de hartfrequentie omhoog en de doorbloeding van juist die vaten die aangedaan zijn bij een herseninfarct, neemt toe.
Kauwen is bewegen
Veel ouderen zijn weinig actief. Kauwen is dus een vorm van bewegen en een goede training als je niet meer kunt lopen of andere bewegingsbeperkingen hebt. Het orbitofrontale deel van de hersenen (dat verantwoordelijk is voor de verwerking en controle van emotionele prikkels) wordt erdoor gestimuleerd. Naast de bewegingsprikkel door kauwen is er nog een ander voordeel; de orale smaaksensatie. Ook smaak en geur* stimuleren het orbitofrontale gebied en zijn dus heel belangrijk. Dementerenden behouden die functies en bijpassende hersenstimulans nog relatief lang.
‘Hoeveel zal dat voorkomen, dat wij niet in die mond kijken?’
Heb je het over kauwen dan heb je het over voeding, maar ook over mondzorg. Want kauwen met een slecht gebit is natuurlijk niet prettig. Scherder beweert dus in zijn college dat het slecht gesteld is met die mondzorg. Hij beschrijft een voorbeeld van een oudere dementerende man die altijd aan het einde van de dag zo onrustig was, dat hij uiteindelijk tussen vier en zeven gefixeerd werd met een Zweedse band. Na een paar maanden werd hij al 24 uur per dag vastgezet. Pas na twee jaar kwam er een tandarts die in zijn mond keek en het bleek dat hij de nodige aangetaste elementen had. Al die gespannenheid en angst kwamen van de pijn. Nadat zijn gebit gesaneerd was, werd het een totaal andere man en was fixeren niet meer nodig. Scherder eindigt met de vraag: “Hoeveel zal dat voorkomen, dat wij niet in die mond kijken?”
Tandarts-geriatrie
Ik ga erover in gesprek met Anke van der Meulen, tandarts-geriatrie, die in verschillende verpleeghuizen samen met een mondhygiëniste en meerdere preventieassistentes de mondzorg voor haar rekening neemt. Zo om de drie á vier maanden verricht ze een controle bij mensen die hun eigen gebit nog hebben en in het geval van een kunstgebit is dat één keer per jaar. De controles en het verwijderen van tandsteen doet ze in de tehuizen zelf, maar als er een gaatje gevuld moet worden of er zijn grotere ingrepen nodig, dan gaan de ouderen naar het ziekenhuis omdat dat op de woonlocatie niet kan. Er komen steeds meer kleinschalige woonvormen, waardoor de faciliteiten steeds minder worden en er uitgeweken wordt naar een algemene tandartspraktijk of ziekenhuis. Over het algemeen verlopen die behandelingen prima. Anke en haar assistente behandelen de bewoners uit de verpleeghuizen zo veel mogelijk zelf, want een vertrouwd gezicht helpt vaak. Gedurende de controles is er al een band opgebouwd. Met goede aandacht voor veiligheid en geborgenheid, bijvoorbeeld de hand van de dementerende vasthouden, een liedje zingen of een afleidend gesprekje, zijn de tandheelkundige ingrepen eigenlijk nooit een probleem.
Het belang van mondzorg
Helaas wordt het belang van die mondzorg nogal eens onderschat, terwijl het steeds duidelijker wordt dat een slechte zorg voor het gebit de gezondheid en kwaliteit van leven negatief beïnvloedt. En dan is er nog het punt van de begeleiding naar het ziekenhuis. De meeste instellingen kunnen die begeleiding niet bieden. Ouderen zijn dan aangewezen op bijvoorbeeld familieleden om met hen mee te gaan. Soms wil die familie niet dat hun partner of vader of moeder naar het ziekenhuis gaat voor de (noodzakelijke) mondzorg. Uit angst voor agressie of in de war raken. “Terwijl het eigenlijk altijd goed verloopt en die angst meestal onterecht is”, zegt Anke.
Wettelijke vertegenwoordiger
Ze gaat nog even door op de rol van de familie en dan vooral die van de wettelijke vertegenwoordiger. Die vervult bij een dementerende een belangrijke functie als het gaat om de keuzes die gemaakt worden op het gebied van zorg. Al is het wel zo dat de mening van de bewoner, ook als die dementerend is, meegewogen wordt. “Mijn advies is om goed vast te leggen wie die vertegenwoordiger wordt in geval van dementie of bijvoorbeeld een CVA of een TIA. En praat er met elkaar over als het nog kan. Wat je wilt, maar ook wat je niet wilt.”
Steeds meer een eigen gebit
Ze sluit zich aan bij de mening van Erik Scherder dat kauwen en een goed functionerend gebit heel belangrijk zijn. “Mensen krijgen vaak te snel vloeibaar eten. Zelfs zonder tanden kun je nog wel een beetje kauwen, bijvoorbeeld brood zonder korsten. Het is belangrijk dat kauwen gestimuleerd wordt, bijvoorbeeld door rauwkost aan te bieden. Of doordat de verzorging mee-eet en het voorbeeld geeft.” Tegenwoordig hebben steeds meer ouderen hun eigen gebit nog, al dan niet met uitgebreide voorzieningen, zoals kronen, bruggen, implantaten of gedeeltelijke protheses. Dit is te danken aan de betere zorg van de afgelopen jaren en de komst van fluoride. Anke denkt dat op dit moment 25 procent van de ouderen in een verpleeginstelling nog een eigen gebit heeft en de komende jaren zal dit percentage alleen maar toenemen.
Aandachtvelder mondzorg
De zorg is nu veelal gericht op protheses, maar met een eigen gebit is er meer begeleiding nodig in de zin van goed poetsen en gebitsverzorging. De kennis daarover in de verpleeghuizen is niet altijd toereikend. Ze pleit dan ook voor een aanspreekpunt (de aandachtvelder mondzorg) binnen de verpleging. In de zorginstellingen waar ze werkt krijgt het personeel scholing op het gebied van mondzorg. Preventie heeft een hoge prioriteit. De preventieassistentes komen langs op de afdelingen om instructies te geven en praktische hulp te bieden bij bijvoorbeeld het tandenpoetsen van de bewoners.
Zorgzwaarte ZZP5 of hoger
Dementerenden, maar ook mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking die zorgzwaarte ZZP5 of hoger hebben inclusief behandeling, hebben recht op mondzorg vanuit de Wet Langdurige Zorg (WLZ). Daar zijn geen kosten aan verbonden. (Cliënten met een ernstige vorm van dementie komen in aanmerking voor ZZP5. Zij hebben behoefte aan intensieve begeleiding en verzorging en zijn (bijna) geheel zorgafhankelijk). Er is sinds 2007 een wettelijke richtlijn mondzorg voor zorgafhankelijke cliënten in verpleeghuizen. Deze richtlijn stelt onder andere dat tandheelkundige zorg geregeld moet zijn. En er moet een advies mondzorg in het dossier van de bewoner zijn opgenomen. Verpleeghuizen moeten deze richtlijn nastreven. Met name de afgelopen jaren, mede door het toezicht van de inspectie, is er meer aandacht voor mondzorg in verpleeghuizen. Maar het blijft een zorgenkindje doordat veel ouderen al bij opname een verwaarloosd gebit hebben en er maar een kleine groep tandartsen is met affiniteit voor de ouderenzorg.
Onnodig teveel betalen
“Veel bewoners hebben bijvoorbeeld nog een (vaak overbodige) tandartsverzekering en dat is zonde”, aldus Anke. Het is zaak mensen hierover te informeren. Zorgverzekeraar De Friesland heeft onlangs een brief gestuurd aan klanten in WLZ instellingen met een aanvullende tandartsverzekering. “Maar het is nog bij teveel mensen onbekend. Wees hier dus alert op”. Of er nu een tandarts zoals Anke in de instelling komt, een reguliere tandarts in de omgeving de mondzorg verricht of bewoners of hun familie er voor kiezen om bij hun eigen tandarts te blijven, dat maakt niet uit. Ook tandartsen en mondhygiënistes met een eigen praktijk moeten behandelingen aan bewoners van verpleeghuizen via de WLZ declareren.
Sinds juli 2017 is dit beter geregeld en is dit ook makkelijker. Maar vaak weten tandartsen niet dat een patiënt recht heeft op mondzorg uit de WLZ. Het is dan ook van belang om dit aan de tandarts te melden zodra je partner of familielid een toereikende indicatie heeft (ZZP 5 of hoger inclusief behandeling). Dat kan een hoop geld schelen.
Bekijk hieronder het college van Erik Scherder:
* lees ook In pyjama nachtdienst draaien