De meeste mensen weten dat gieren aaseters zijn, die dode dieren eten welke andere diersoorten niet meer willen hebben. Maar hoe komt het nou dat gieren niet ziek worden van rottend vlees of vlees dat besmet is met ziekmakende of dodelijke bacteriën en virussen?
Extreem zuur maagzuur
De eerste reden dat gieren niet ziek worden van rottend vlees, is omdat zij extreem zuur maagzuur aanmaken. De dode dieren die door gieren gegeten worden, zijn vaak overleden door een infectie met virussen of bacteriën, en liggen soms al langere tijd te ‘bakken’ in de zon. De ziekmakende virussen en bacteriën waaraan het dier is gestorven, zijn vaak nog in het dier aanwezig – en in leven. Ook zorgen ontbindingsprocessen ervoor dat er gifstoffen worden aangemaakt, waar mensen en dieren erg ziek van kunnen worden. Om een vergelijking te maken: het maagzuur van de gier is, afhankelijk van de soort gier waar het om gaat, 10 tot 100 keer sterker dan menselijk maagzuur.
Door het extreem zure maagzuur wordt de gier hier dus niet ziek van. Doordat het maagzuur zo extreem zuur is, worden alle aanwezige bacteriën en virussen in het voedsel van de gier gedoodt, ze worden er zelf dus niet ziek van. Zelfs anthrax (miltvuur), een bacterie die jarenlang kan overleven in de natuur, zonder iemand te besmetten, is altijd dodelijk, voor elk mens en elk dier dat hiermee besmet raakt. Op gieren heeft anthrax door het maagzuur echter geen last: zelfs besmet voer met anthrax kan door de gier gewoon gegeten worden zonder dat hij hier zelf ziek van wordt. Bovendien worden gieren ook niet ziek van varkenspest of botuline, beide aandoeningen zijn voor andere diersoorten zonder meer dodelijk.
Nog een uniek feitje: anthrax, varkenspest en botuline zijn, wanneer andere dieren ermee besmet zijn, altijd in de ontlasting – levend – terug te vinden, waarna ze weer andere dieren kunnen besmetten ermee. Als een gier van een dode prooi heeft gegeten die heeft geleden aan anthrax, varkenspest of botulisme, is zijn afweer en maagzuur zo sterk, dat er in de uitwerpselen van de gier geen ziektekiem meer terug te vinden is. Gieren zorgen er dus op deze manier voor dat de micro-organismen die dit v eroorzaken, geen andere dieren en mensen meer kunnen uitschakelen: ze zorgen dus voor een gezondere biodiversiteit en een gezonder leefmilieu voor zowel mensen als andere diersoorten.
Aangepast afweersysteem
Naast het extreem zure maagzuur heeft de gier ook nog een aangepast en uitmuntend afweersysteem. Bacteriën, virussen en gifstoffen die niet door het maagzuur zijn uitgeschakeld, worden alsnog aangepakt door het uitstekende afweersysteem.
Desinfecterende urine
Een ander afweermechanisme van de gier is de urine die ook een desinfecterende functie heeft. Het is antibacterieel. En om die reden plast de gier ook over zijn eigen poten heen: het schakelt aanwezige bacteriën, virussen en andere beestjes aan die een potentieel probleem zouden kunnen vormen. Ook zorgt het urineren over de eigen poten voor een verkoelende werking.