Als verpleegkundige kom je vaak met de zorgvragers (patiënten) in contact. Jij bent als zorgverlener vaak de eerste persoon die veranderingen bij de zorgvrager opmerkt, welke jij vervolgens documenteert en doorgeeft aan de behandelend arts. Doordat jij als verpleegkundige de eerste contactpersoon bent van zorgvragers, en jij ook regelmatig de zorgvrager goed kan observeren tijdens de persoonlijke verzorging, is het van belang dat je signalen van veranderingen tijdig kan opvatten. Hoe kan je veranderingen het beste signaleren, op welke dingen moet je letten en hoe moeten de veranderingen gedocumenteerd worden? Zijn er eventueel andere (medische) disciplines die jij moet inschakelen naar aanleiding van je bevindingen?
Persoonlijk contact met de zorgvrager
Jij als verpleegkundige staat het dichtst bij de zorgvrager. Tijdens alle werkzaamheden die je verricht, observeer je de zorgvrager dan ook. Dit observeren kan op verschillende gebieden zijn, zoals:
- Wat is de gemoedstoestand van de zorgvrager?
- Is de situatie van de zorgvrager hetzelfde, verbeterd of verslechterd ten opzichte van de vorige keer dat je de zorgvrager gezien hebt?
- Zijn er afwijkingen van de huid te vinden die er gisteren niet waren?
- Heeft de zorgvrager pijn?
Wanneer er veranderingen zijn opgetreden, pleeg je overleg met collega-verpleegkundigen. Eventueel overleg je ook met andere disciplines zoals diëtisten, artsen, fysiotherapeuten en ergotherapeuten.
Door goed te observeren geef je aan wat je is opgevallen aan de zorgvrager. Zo kan er snel bekeken worden of er veranderingen in het zorgplan moeten worden gezet, of er ingegrepen moet worden of dat de situatie eerst nog even aangekeken wordt voor er eventuele stappen gezet gaan worden.
Signaleren bij een zorgvrager
Iedere zorgvrager, of deze nu in een ziekenhuis ligt, in een verpleeghuis of verzorgingshuis woont, heeft een zorgbehoefte. Deze zorgbehoefte is de behoefte aan zorg die een bepaalde zorgvrager nodig heeft. Bij elke zorgvrager kan deze zorgbehoefte gelijk blijven, toenemen of afnemen. Als verpleegkundige moet je de zorgbehoefte kunnen signaleren en hierop kunnen reageren.
Voorbeelden van een veranderde zorgbehoefte zijn:
- De zorgvrager blijft steeds vaker op zijn kamer en komt minder in contact met andere zorgvragers dan voorheen
- De zorgvrager kan de waterkoker niet meer aanzetten, terwijl hij dit eerst wel kon.
- De zorgvrager heeft steeds meer moeite om uit bed of uit de stoel te komen.
- De zorgvrager heeft minder eetlust en heeft meer tijd nodig om zijn bord leeg te eten.
- De zorgvrager krijgt minder bezoek dan voorheen.
Zorgproblemen – zoals hierboven – moeten altijd besproken en beschreven worden. Het zorgplan (waarin staat welke behandeling de zorgvrager nodig heeft, welke afspraken er gemaakt zijn, enzovoort) moet mogelijk aangepast worden en er moet bovendien bepaald worden welke acties jij als verpleegkundige moet nemen om de doelen die bijgesteld zijn, te gaan bereiken. Ook andere disciplines zouden hun doelen mogelijk moeten bijstellen.
Tijdens jouw observatie van de zorgvrager moet je zowel positieve als negatieve ontwikkelingen meteen rapporteren, omdat jouw collega’s ook op de hoogte moeten zijn van de zorgbehoefte van de zorgvrager. Jouw collega’s zijn afhankelijk van wat jij signaleert, net als dat jij afhankelijk bent van hun observaties.
Hoe je moet signaleren
Jouw observaties moeten altijd objectief zijn, dus zonder jouw eigen mening erin verwerkt. Je kan op verschillende manieren signaleren en observeren, maar meestal gaat dit op de volgende manier:
- Kijk en luister naar de zorgvrager en zijn of haar omgeving
- Als jou iets is opgevallen, stel jezelf dan de volgende vragen: wat zie ik?, hoe komt het dat ik dat nu zie?, wat is er volgens mij aan de hand?, is het normaal of afwijkend gedrag voor de zorgvrager?, is het een positieve of negatieve verandering?
- Je let een tijdje extra goed op de zorgvrager
- Je bedenkt of iets belangrijk genoeg is om door te geven
- Je rapporteert de verandering van de zorgvrager
- Je gaat op een juiste manier om met vertrouwelijke gegevens
Veranderingen in de gezondheidstoestand opmerken
De gezondheidstoestand van een zorgvrager kan op drie gebieden veranderen, namelijk op het gebied van:
- het lichamelijk functioneren
- het geestelijk functioneren
- het sociaal functioneren
Veranderingen op het gebied van lichamelijk functioneren
Veranderingen op het gebied van lichamelijk functioneren, hebben vaak ook hun weerslag op het geestelijke en sociale functioneren van een zorgvrager. Zo kan iemand met een gebroken been bijvoorbeeld minder goed lopen, is hij belemmerd in zijn zelfredzaamheid (geestelijk functioneren). Bovendien kan iemand met een gebroken been minder makkelijk naar buiten om zijn sociale contacten te onderhouden (sociaal functioneren).
Veranderingen op het gebied van geestelijk functioneren
Wanneer er veranderingen optreden in het geestelijk functioneren van een zorgvrager, heeft dit vaak ook invloed op het lichamelijk en sociaal functioneren. Zo zal iemand met een depressie minder gaan eten en daardoor afvallen (lichamelijk functioneren) en zal een depressief persoon minder snel bij vrienden en familie op bezoek gaan (sociaal functioneren).
Veranderingen op het gebied van sociaal functioneren
Sociale veranderingen kunnen op hun beurt ook weer van invloed zijn op het lichamelijke en geestelijke functioneren. Zo kan iemand die zijn werk is verloren door faillissement van het bedrijf zijn collega’s verliezen (sociaal functioneren), maar ook zal hij geestelijk anders gaan functioneren (hij zakt in de put omdat hij nu geen baan meer heeft en maakt zich zorgen over het inkomen). Ook lichamelijk kan iemand lijden onder veranderingen in het sociale functioneren. Denk bijvoorbeeld aan het feit dat iemand last van maagklachten kan krijgen door de gevolgen van stress die hij ervaart door het faillissement.
Sociale, lichamelijke en geestelijke veranderingen staan met elkaar in verband
Wanneer je veranderingen in de gezondheidstoestand van de zorgvrager signaleert, moet je je altijd realiseren dat bovengenoemde factoren elkaar beïnvloeden en ze altijd met elkaar verweven zijn. Lichamelijke veranderingen zijn, zoals waarschijnlijk wel logisch is, het makkelijkst te signaleren. Je kan immers zien of iemand een grote wond op zijn hand heeft zitten.
Het signaleren van veranderingen op het geestelijke en sociale gebied kan wat lastiger zijn. Om mogelijke problemen op deze gebieden te kunnen signaleren, zijn er vaak gesprekken nodig met de zorgvrager, waarbij hij dingen hierover vertelt. Ook is het van belang om naar de naasten van zorgvragers te luisteren, deze personen geven je vaak net wat andere informatie waardoor er puzzelstukjes op de plaats kunnen vallen. Daarnaast kan je ook nog andere disciplines inschakelen als je het vermoeden hebt dat er problemen zijn op het sociale of geestelijke vlak. Denk hierbij aan een psycholoog die in gesprek kan gaan met de zorgvrager.
Verandering in zorgbehoefte van de zorgvrager
Bij zorgvragers kan de zorgbehoefte veranderen als de gezondheidstoestand verandert. De zorgbehoefte kan zowel afnemen als toenemen.
Afnemende zorgbehoefte
Een zorgbehoefte neemt af als de zorgvrager minder hulp nodig heeft. Hierbij kan je denken aan de volgende punten:
- Het gebroken been is genezen en het gips wordt verwijderd
- Iemand die slecht ter been is en in een rolstoel zit, heeft nu een elektrische rolstoel gekregen
- De operatiewond is goed genezen en de zorgvrager mag nu alles weer zelf doen
Toegenomen zorgbehoefte
Een toegenomen zorgbehoefte houdt in dat een zorgvrager meer hulp nodig heeft als voorheen. Denk hierbij aan de volgende situaties:
- Een gezond iemand breekt zijn arm en heeft nu hulp nodig met de dagelijkse verzorging
- Door een dreigend ontslag krijgt de zorgvrager veel stress en spanning
- Door suikerziekte heeft de zorgvrager de wond op de voet niet tijdig opgemerkt, en nu moet mogelijk de voet geamputeerd worden
Zorgbehoefte vaststellen
In de professionele zorg is het belangrijk dat de zorgbehoefte van een zorgvrager wordt vastgesteld. De manier die het meest gebruikt wordt om een zorgbehoefte vast te stellen, gebeurt door een gesprek te hebben met de zorgvrager. Is het om wat voor reden dan ook niet mogelijk om een gesprek aan te gaan met een zorgvrager, zorg dan dat je het gesprek met de naasten of een wettelijk vertegenwoordiger van de zorgvrager voert. Voorbeelden van wanneer iemand het niet zelf meer kan is als een zorgvrager erg dement is, of als iemand bewusteloos op straat is gevonden en geen contact met hem gemaakt kan worden.
Om het gesprek te hebben met de zorgvrager, moet je goed op de hoogte zijn van de situatie van de zorgvrager voordat er veranderingen optraden, en van de signalen die wezen op verandering van de zorgbehoefte. Om de zorgbehoefte (opnieuw) vast te stellen heb je onder andere informatie nodig uit:
- de anamnese
- het zorgplan
- de voorgangsrapportage en de dagelijkse rapportage
- rapportage van andere disciplines
- onderzoeksuitslagen
Als verpleegkundige mag je nooit vergeten dat de wens van de zorgvrager altijd centraal staat, ook als jij er zelf een andere mening op na houdt.
Risicosignalering in de zorg
Zorgorganisaties zijn sinds 2010 wettelijk verplicht risico’s te signaleren. Simpelweg houdt dit in dat de situatie van de zorgvrager in de gaten gehouden moet worden, en dat zorgproblemen in een vroeg stadium al gesignaleerd moeten worden. Qua zorgproblemen kan je bijvoorbeeld denken aan verwondingen van de huid, ondervoeding, depressies, problemen met de inname van medicatie of incontinentie.
Op het moment dat er een zorgprobleem wordt gesignaleerd, moeten er acties worden vastgelegd in het zorgplan van de betreffende zorgvrager, zodat alle collega’s en andere (betrokken) disciplines hiervan op de hoogte zijn en hoe ze moeten handelen in de nieuwe situatie.
Voorbeeld: Mevrouw X slikt al maanden medicijnen voor haar te hoge bloeddruk. Als je bij haar komt, zie je dat ze haar medicijnen van de vorige avond nog niet heeft ingenomen. In het zorgplan zie je staan dat dit de vorige keer ook al het geval was. Nu spreek je samen met mevrouw X af dat de verpleging die de medicijnen komt brengen, er ook bij blijft tot mevrouw de medicijnen daadwerkelijk heeft ingenomen. Deze afspraak leg je vast in het zorgplan, zodat iedere zorgverlener zich hier aan kan houden.
Acties bij veranderingen in de situatie
Wanneer er iets verandert in de situatie of toestand van de zorgvrager, vraagt dit altijd om acties van jou als verpleegkundige. Veranderingen kunnen op twee manieren optreden:
- Acuut
- Chronisch
Acute veranderingen
Met acuut wordt bedoeld: zeer plotseling optredend. Bij het signaleren van acuut optredende veranderingen moet je snel rapporteren, zeker als de verandering levensbedreigend is. Daarnaast moet je deze verandering direct doorgeven aan de leidinggevende, en moet je vaak de arts of iemand van een andere discipline inschakelen. Het inschakelen van een arts of andere discipline wordt vaak door jouw leidinggevende gedaan.
Daarnaast moet je bij acute veranderingen ook de andere disciplines informeren als de verandering van invloed is op het zorgplan of behandelplan van de zorgvrager.
Chronische veranderingen
Chronisch betekent dat iets langzaam is ontstaan, onder invloed van diverse factoren. Bij het signaleren van langzame veranderingen zet je deze veranderingen altijd in de dagelijkse rapportage en je meldt deze bij de dienstoverdracht. Een verandering kan vanuit verschillende signalen vastgesteld worden. Een voorbeeld van een chronische verandering is dat een zorgvrager met COPD steeds vaker buiten adem is.
Bij chronische veranderingen wijzig je ook het zorgplan, en in een gesprek met de zorgvrager informeer je de zorgvrager ook over de wijziging in het zorgplan. Mochten er andere disciplines bij betrokken zijn, zorg je dat deze disciplines ook op de hoogte zijn van de aangebrachte veranderingen in het zorgplan.