Als verpleegkundige is het belangrijk hygiënisch te werken. Op deze manier voorkom je de zogenaamde kruisbesmetting, waarmee je pathogene micro-organismen (ziekmakende ziektekiemen) overdraagt van de ene zorgvrager naar de andere zorgvrager. Bovendien voorkom je zo ook dat je zelf ziek wordt. Naast hygiënisch te werk gaan als telkens je handen wassen of gebruik te maken van handalcohol, hou je ook rekening met besmettingen en infecties. Zo zijn er infecties bekend waarvan de zorgvragers die dit hebben, gescheiden verpleegd worden en moet je als verpleegkundige extra voorzorgsmaatregelen nemen in extra beschermende kleding. Maar waar moet je als verpleegkundige nou precies om denken als je rekening moet houden met besmettingen en infecties?
Wat is hygiëne?
Als verpleegkundige ben je verantwoordelijk voor een goede hygiëne, net als al je collega’s die in de gezondheidszorg werkzaam zijn. Maar wat is hygiëne nou precies? Hygiëne is meer dan alleen lichamelijk schoon zijn. Het gaat er bij hygiëne om dat de gezondheid in stand gehouden wordt. Om hygiënisch te kunnen werken moet je als verpleegkundige kennis hebben van micro-organismen, besmettingswegen (manieren waarop besmetting plaatsvindt) en infecties. Deze kennis is erg belangrijk om (kruis)infecties te kunnen voorkomen en hygiënische maatregelen toe te kunnen passen.
Semmelweis
Semmelweis, een vrouwenarts uit de negentiende eeuw, heeft ontdekt hoe belangrijk het is om je handen te wassen na een bevalling. Artsen die hun handen niet wasten na een bevalling, veroorzaakten door kruisinfecties de kraamvrouwenkoorts. Kraamvrouwenkoorts is een ziekte die de dood van veel vrouwen tot gevolg had.
Besmetting
Zodra een micro-organisme het lichaam is binnengedrongen, is er sprake van besmetting. Er zijn dan twee mogelijkheden:
- Het afweersysteem maakt de micro-organismen onschadelijk
- De micro-organismen vermeerderen en verspreiden zich in het lichaam
In het tweede geval, wanneer de micro-organismen zich vermeerderen en verspreiden, is er sprake van een infectie. Micro-organismen kunnen op verschillende manieren overgebracht worden van de een naar de ander, namelijk door:
- Direct contact van de ene op de andere persoon
- Indirect contact, bijvoorbeeld door ontlasting via een hand over te brengen op een volgend persoon. Deze vorm van besmetting wordt kruisbesmetting genoemd. De infectie die op deze manier ontstaat, wordt dan ook kruisinfectie genoemd.
- Via de lucht: door hoesten of niezen kan een infectie zich ook verspreiden. Dit wordt ook wel een druppelinfectie genoemd.
Besmettingsbronnen
Een infectie kan door verschillende besmettingsbronnen veroorzaakt worden, namelijk:
- Een mens of dier
- Iemand die niet zelf ziek is kan drager zijn van een ziekteverwekkende micro-organisme
- Straatvuil als modder of stof. Een goed voorbeeld hiervan is tetanus
- Voedsel (bijvoorbeeld eten dat besmet is met salmonella)
- Ontlasting van mens en dier
- Gebruikte injectienaalden
- Bloed van anderen
Besmettingswegen
De manier waarop een micro-organisme het lichaam binnendringt, wordt een besmettingsweg genoemd. Er zijn vier soorten besmettingswegen, namelijk:
- via de mond, zoals bij besmet voedsel het geval is
- via de luchtwegen, door het inademen van stofdeeltjes of door vochtige lucht in te ademen
- via het bloed, bijvoorbeeld door besmette naalden
- via de huid, door een wondje in de huid kunnen micro-organismen ons lichaam binnendringen.
Besmettingen binnen een (zorg)instelling
Binnen intramurale instellingen (zoals een ziekenhuis, verpleeghuis en verzorgingshuis) is het gevaar op kruisinfectie het grootst. Dit wordt veroorzaakt door verschillende redenen.
- De meeste mensen die in een intramurale zorginstelling verblijven zijn ziek en hebben (tijdelijk) een verminderde weerstand. Deze groep mensen is bevattelijker voor infecties.
- Er verblijven in een intramurale instelling veel mensen in een relatief kleine ruimte
- In zorginstellingen worden zorgvragers met antibiotica behandeld. Hierdoor kunnen maar weinig micro-organismen in een instelling overleven. De micro-organismen die wel in staat zijn te overleven ondanks de antibiotica, zijn meestal bestand tegen vele soorten antibiotica. Ze zijn met een duur woord resistent geworden tegen antibiotica. Deze micro-organismen kunnen zich binnen een zorginstelling goed vermeerderen, doordat er maar weinig andere micro-organismen zijn. Een goed voorbeeld van zo’n resistente micro-organisme is de MRSA-bacterie die vaak in ziekenhuizen wordt aangetroffen.
- In instellingen worden veel handelingen verricht waardoor een toegangsweg voor micro-organismen ontstaat. Hierbij kan je denken aan het inbrengen van een (blaas)katheter, het toedienen van injecties of het behandelen van open wonden.
Cohortverpleging
Het komt voor dat een infectie bij meerdere zorgvragers op een afdeling voorkomt. Denk hierbij aan salmonella dat diarree kan veroorzaken of Pneumococcus aureus dat longontsteking veroorzaakt. Doordat deze infecties zich zeer snel kunnen verspreiden onder de andere aanwezige zorgvragers (en het personeel), worden deze zorgvragers bij elkaar op een kamer verpleegd aan één kant van een gang. Het liefst gebeurt dit achteraan de afdeling. Zo is er minder risico dat andere zorgvragers besmet raken. De verpleegkundigen die de cohortverpleging uitvoeren, mogen niet in contact komen met zorgvragers die nog niet besmet zijn, en omgekeerd. Deze manier van verplegen wordt cohortverpleging genoemd.
MRSA: de meest gevreesde bacterie
MRSA (meticilline-resistente Staphylococcus aureus) is de meest gevreesde resistente bacterie in zorginstellingen. De MRSA-bacterie is in staat hele afdelingen te besmetten. Het gevolg is dat de aangedane afdeling tijdelijk geïsoleerd of gesloten moet worden om verdere besmetting te voorkomen.
Niet iedereen die besmet raakt met deze bacterie wordt hier ziek door, maar deze besmette persoon kan de bacterie wel doorgeven aan anderen. Vooral oudere en zieke zorgvragers, en kleine kinderen met een nog niet volledig ontwikkeld immuunsysteem, kunnen overlijden aan de gevolgen van een MRSA-besmetting. Wanneer jij als verpleegkundige besmet bent met MRSA, mag je niet werken, ook al voel je je niet ziek. Wel mag je bijvoorbeeld op een kantoor werken in die tijd, maar je mag in geen geval contact met zorgvragers hebben.
Bronisolatie
Afhankelijk van de ernst van de ziekteverwekker kan het zijn dat zorgvragers geïsoleerd verpleegd moeten worden. Deze manier van verplegen wordt ook wel ‘bronisolatie’ genoemd. Zorgvragers met een MRSA-besmetting worden geïsoleerd verpleegd en ook zijn er speciale beschermende maatregelen voorgeschreven om te voorkomen dat deze resistente bacterie zich verspreidt. Zo moet de verpleegkundige die een zorgvrager met MRSA verpleegt, beschermende kleding aantrekken en mag hij of zij niet in contact komen met zorgvragers die hier niet mee besmet zijn.
Besmettingen in de thuissituatie
Over het algemeen zijn mensen die thuis verblijven in een betere conditie dan zorgvragers die in een ziekenhuis, verpleeghuis of andere intramurale instelling verblijven. Maar nog veel belangrijker dan dit, is dat er in een thuissituatie vaak maar één zieke zorgvrager is, terwijl alle andere mensen in dat huis gezond zijn. In de thuissituatie wordt er bovendien veel minder antibiotica gebruikt, waardoor er veel minder antibioticaresistente bacteriën zijn. Wanneer iemand een infectie heeft, veroorzaakt door een bacterie, is hij thuis vaak goed te behandelen met antibiotica. Echter wil dit niet zeggen dat je in een thuissituatie minder hygiënisch hoeft te werken als verpleegkundige. Hygiënisch werken is nog steeds erg belangrijk.