Door gastschrijver Tietia Feikens
Hoe oud zal ik geweest zijn? Een jaar of tien, elf denk ik. Mijn moeder zat gezellig met haar vriendinnen in de kamer te roken en ik mocht, als zij een nieuwe sigaret wilde, die voor haar aansteken. Ik vroeg er vaak om :’ Toe mam, mag ik je sigaret aanteken?’ Ik nam de sigaret in mijn mond, stak hem aan en nam voor de gewichtigheid een pufje. Ik inhaleerde niet want dat vond ik griezelig. Roken was toen doodnormaal. Net zo normaal als het ‘sigarettenvaasje’ dat op tafel gezet werd als er visite kwam. Daar stonden sigaretten en sigaren in voor de liefhebbers. En liefhebbers had je toen veel. Niemand kwam op het idee dat roken wel eens heel slecht voor je gezondheid kon zijn. Als mijn vader thuiskwam rookte hij sigaar of stak een pijp op. Ik spaarde zijn sigarenbandjes met mooie plaatjes er op, elke sigaar had er één, en ik plakte ze in een boek. Soms rookte mijn vader ook de sigaretten van mijn moeder. Cabballero of Mantano. Als er visite was stond de kamer soms vol met blauwe rook.
Helemaal een feest was het als we met z’n vijven in ons kleine NSU-tje ( ER-28-74 ) op vakantie gingen. Het was krap want het was een klein autootje en alle bagage voor 3 weken moest ook mee. Wat niet in het kleine kofferbakje paste werd onder en tussen ons in gepropt. We zaten meestal op slaapzakken en ander beddengoed. Ik was al misselijk voordat we vertrokken want ik leed in ernstige mate aan wagenziekte dus was ik van te voren altijd al nerveus dat ik moest overgeven. Niet zelden stond ik al op de hoek van de straat te kotsen, voordat we goed en wel op weg waren. Pilletjes tegen wagenziekte ( van die knalgele krengen, als ik ze zag was ik al ziek ), watjes in de oren, zonnebril op, wel of niet eten van te voren, het hielp allemaal geen klap. Maar goed, als ik eenmaal mijn maaginhoud kwijt was, of op de hoek van de straat, ergens in de berm of in door mijn moeder speciaal daarvoor meegenomen plastic zakken, kon ik er weer een tijdje tegen. Dan daalde de rust in de auto weer neer en staken pa en ma gezellig een sigaar en een sigaretje op. Moet je voorstellen, twee volwassenen en drie kinderen in een piepklein autootje vol met rook. Dat zal mijn wagenziekte vast geen goed hebben gedaan. Maar nogmaals, het was een andere tijd en niemand dacht er iets van. Of in ieder geval bijna niemand.
Mijn eerste rookervaring had ik op mijn tiende, samen met mijn neefje Dick, in de achterhoek, waar we op vakantie waren. Dick had me gevraagd of ik stiekem een sigaretje met hem wilde roken. Nou natuurlijk. Hoe stoer was dat! En ik hield van avontuur. Dick troonde me mee naar boven, naar de slaapkamer waar hij met zijn broers sliep. We zaten op zijn bed en hij stak twee sigaretten voor ons aan, die hij van een oudere broer gejat had. Ik vond het werelds en voelde me opeens heel groot. Voorzichtig namen we pufjes en keken elkaar grinnikend aan. Totdat we zijn moeder, mijn tante Jo de trap op hoorden komen. In blinde paniek keken we waar we zo snel die sigaretten moesten laten. Dick greep een papieren mandje dat zijn zusje op de kleuterschool had gefröbeld, gooide de brandende sigaretten erin en zette het achter onze ruggen neer. ‘Kom tegen me aan zitten!’ siste hij en hoopte dat zijn moeder op die manier niets zou zien. Kinderen die we waren hadden we natuurlijk niet in de gaten dat de rook vanachter onze ruggen vrolijk omhoog kringelde. Tante Jo, die normaal heel lief was, was boos. Vanwege het roken, dat ze een schande vond maar ook vanwege het feit dat we de boerderij wel in lichterlaaie hadden kunnen zetten. Ze kon nog net voorkomen dat de sigaretten door de bodem van het fröbelmandje heen brandden en het beddengoed vlam vatte. Tante Jo heeft een paar dagen niet tegen me gesproken. En ook niet tegen Dick.
Toen ik op mijn dertiende mijn eerste school-fuif had, zoals dat toen heette, kocht mijn moeder een pakje Winner shag voor me dat ik mee mocht nemen en dat ik na het feest weer bij haar in moest leveren. Voor mijn neef Chris had ik al vaak shagjes gedraaid, dus ik wist hoe het moest. Tijdens het feest voelde ik me er helemaal bij horen, nu ook uit de kontzak van mijn jeans ( Lois, Levis, Lee of Wrangler ) een pakje shag stak. Ik had een Bic aansteker in een leren etuitje aan een leren koord om mijn hals. Het nadeel van die aanstekers was dat ze een klepje hadden, dat je moest openen als je vuur wilde maar dat je daarna ook weer moest sluiten, aangezien het vlammetje anders bleef branden. Daar kwam je trouwens vanzelf wel achter als de onderkant van je kin bijna begon te blaren.
Na de eerste klas op de HAVO bleef ik zitten. Er was niets mis met mijn intellect maar ik was veel te speels om de hele dag binnen te zitten en huiswerk maken deed ik niet. Ik was nog te druk met op straat spelen, huttenbouwen, voetballen en rolschaatsen. In de tweede klas voelde ik me groot want ik was nu natuurlijk meer ervaren dan de nieuwe brugpiepers. En met mij waren er nog een aantal zittenblijvers waaronder Annelies en Henk. Bij Henk ( op wie ik heimelijk jaren verliefd ben geweest ) en Annelies wilde ik graag horen. Vooral Annelies genoot aanzien omdat ze stoer was en al heel volwassen. En ze werd mijn vriendin. Annelies en Henk rookten dus ik ging ook roken om er bij te horen. Zo voelde ik me veel stoerder dan de andere kinderen. Eerst bietste ik shagjes maar al snel kocht ik mijn eigen shag van mijn zakgeld. Samson shag met mascotte vloeitjes. Dat waren de papiertjes waar je de shagjes in rolde.
Toen ik zeventien was kreeg ik verkering. Nee niet met Henk, die heb ik nooit durven vertellen hoe verschrikkelijk verliefd ik wel niet op hem was. Met Jeroen. Hij rookte ook, zij het stiekem. Zijn ouders hadden het hem ten strengste verboden. Maar ja, welke puber luistert daarnaar? Op weg naar huis moest hij altijd pepermuntjes eten zodat zijn adem niet naar sigaretten rook. Ik vraag me af of zijn ouders echt niets door hadden want als je rookt stinken je kleren er natuurlijk ook naar. Ik mocht bij hun thuis wel roken en de vriend van Jeroens’ zus ook. Ook zus rookte stiekem maar niet heel veel. Dat Jeroens moeder ook stiekem rookte, daar kwam ik pas veel later achter. Op één dag in het seizoen moest de caravan met voortent, die de familie op een watersportcamping had staan, worden schoongemaakt. Dat was een familie-activiteit en ook van mij werd verwacht dat ik meehielp. De mannen deden de zwaardere klussen en de vrouwen poetsten, veegden en boenden. Toen alles schoon was zaten Jeroen zijn moeder, zijn zus en ik in de caravan, met een bakje koffie, te wachten op de mannen die ergens naar toe waren en wel even weg zouden blijven. Zonder er ook maar een woord aan vuil te maken toverde Jeroen zijn moeder ergens een pakje sigaretten vandaan en bood, ook zonder woorden, zus en mij een sigaret aan. We rookten zwijgend en ik vond het een bizar moment. In deze familie rookte op vader na, iedereen stiekem. Vreemd.
De moeder van mijn beste vriendin, die ik tante Pietje noemde, rookte ook. Belinda menthol sigaretten. Vaak rookten we samen want niemand in dat grote gezin rookte. Als er al eens iemand iets van zei dat ze rookte antwoorde tante Pietje steevast :’Ach gerookt vlees duurt het langst’. Een uitspraak die ik zelf nog lang ben blijven herhalen. Mijn beste vriendin Hillie rookte al helemaal niet. Ze heeft wel eens een poging gedaan maar dat werd steevast een drama! Hoestend en gierend, met een gezicht als een tomaat wekte ze de indruk dat ze er in bleef! Ik vond de menthol sigaretten van tante Pietje heerlijk maar kocht ze zelf niet omdat ze me te duur waren. Ook al waren shag en sigaretten in die tijd schandalig goedkoop! Nee de menthol sigaretten waren een luxe waar ik af en toe van genoot.
Op mijn 21e gingen mijn vriend en ik samenwonen in een flatje op de 3e verdieping. We rookten beide en hadden verschillende asbakken in ons huis staan. Die werden regelmatig geleegd en we luchtten de flat vaak. Heel ander als bij een collega van mijn vriend. Daar waren we wekelijks over de vloer omdat hij ons leerde bridgen. Ik had nooit eerder zo’n verslaafde kettingroker gezien. In zijn huis stonden werkelijk overal volle asbakken. Niet zelden lag er in één van die vele asbakken een peuk te roken terwijl hij, verstrooid als hij was, alweer een nieuwe sigaret had aangestoken. Het stonk verschrikkelijk in dat huis, waar nooit gelucht werd. En als wij thuiskwamen stonken wij ook vond ik, terwijl wij zelf ook rookten. Als mijn schoonouders op bezoek kwamen raakte mijn vriend in een staat van blinde paniek; er moest worden gelucht en gepoetst en alle asbakken werden verstopt. Want stel dat zijn ouders merkten dat hij rookte. Ik deed dan ook maar of ik gestopt was. Maar na een tijdje had ik er schoon genoeg van. Ik zei tegen mij n vriend:’ Kom op zeg, we zijn nu zelf een huishouden en we mogen doen en laten wat we willen en als het je ouders niet bevalt, dan komen ze maar niet. Maar mijn vriend was bang voor zijn ouders. Zo kwam het dat als zij kwamen ik gewoon rookte en hij niet. Een tijdje, tot hij er ook genoeg van kreeg om toneel te spelen en hij ook rookte als zij er bij waren. Ze trokken hooguit een vies gezicht maar er werd met geen woord over gesproken.
In de loop der jaren werd duidelijk dat roken slecht voor de gezondheid was. Er waren veel televisie reclames van sigarettenmerken vaak met stoere cowboys er in. Alsof roken iets stoers was. Hoewel je je het bijna niet meer voor kunt stellen werd in die tijd echt overal gerookt. In ziekenhuizen, vliegtuigen, treinen, bioscopen en theaters. In alle publieke ruimten. Ik kan me nog wel herinneren dat als je in de bioscoop zat je voor het scherm altijd wolken sigarettenrook voorbij zag trekken. De treinen hadden rookvrije coupés voor niet-rokers. Ik ging daar ook meestal zitten omdat ik de rookcoupés zo vreselijk naar oude rook vond stinken dat ik er misselijk van werd. Dan maar liever in een niet-roken coupé niet roken. Om mijn studie te bekostigen werkte ik regelmatig bij wat nu de Sociale Verzekeringsbank heet. Omdat mijn vader daar werkte en ik daar makkelijk binnenkwam. Ik had er ook al vaak vakantiewerk gedaan. Ik herinner me nog dat ik mijn afdeling opkwam. Die zag werkelijk blauw van de rook! Ik was mijn shag vergeten want ik had er niet aan gedacht dat je ook op kantoor gewoon mocht roken. Het leek me het best om zelf ook maar te roken omdat het anders niet te harden was daar. Ik bietste een shagje van een collega. Zware shag. Ik rookte zelf alleen maar half zwaar. Ik had nog nooit zware shag gerookt en zou dat ook nooit weer doen; het was of ik een stomp in mijn longen kreeg!
Heel mijn leven heb ik eigenlijk gerookt maar gaandeweg werd ik me ook steeds meer bewust dat het niet goed was. Dus begon ik met pogingen om te stoppen. Hoewel het idee ‘nooit meer’ me tegen de borst stuitte. Dus heb ik jaren alleen in de vakanties gerookt. Zo kon ik in ieder geval onder het genot van een sigaretje, een bakje koffie en wat lekkers, met mijn moeder het leven doornemen, tijdens de vakanties in Gaasterland. Dan zaten we op een terras aan de Luts, bij de bakker in Balk en ik bewaar daar mooie herinneringen aan. Mooie gesprekken over het leven, samen met mijn moeder die nu vijfentachtig is en nog steeds rookt. Halfjes rookt ze om niet teveel te roken. Ze koopt extra lange filtersigaretten. Daar breekt ze het filter af en de sigaret breekt ze in tweeën. Ze heeft een blikken trommeltje met allemaal halfjes. Menigeen heeft geprobeerd mijn moeder van het roken af te krijgen en ze heeft ook wel eens een mislukte poging gedaan. Maar nu wil ze dat niet meer. Ze rookt en ze geniet er van. En als iemand er iets van meent te moeten zeggen kan hij of zij rekenen op een pinnige reactie.
Elke roker weet dat alleen in de vakanties of alleen in de weekenden roken een hellend vlak is. Hoe gaat dat? Als je alleen de weekenden rookt bedenk je dat het weekend eigenlijk al op donderdagavond begint omdat vrijdag eigenlijk al bij het weekend hoort. En na een tijdje vind je dat je best op woensdag ook kunt roken omdat dan de week door de helft is en je je al weer opmaakt voor het weekend. Rokers kennen dit, je bedenkt de gekste excuses om maar er te kunnen roken. Ik ben er wel eens drie jaar af geweest en ook wel eens zes. Ik kan heel makkelijk stoppen; ik word niet chagrijnig, heb geen trillende handen of andere ontwenningsverschijnselen. Behalve enorm zin in een sigaret maar dat is na drie weken weer over. Maar er hoeft maar iets in mijn leven te gebeuren en het eerste waar ik aan denk is een sigaret.
Wat ik het meeste mis van het roken zijn mijn ‘momentjes’. Als je rookt en niet in huis maar ervoor naar buiten gaat, dan heb je momentjes. Vijf minuten even niets doen maar even naar de lucht of naar de sterren staren en je gedachten de vrije loop laten of proberen even helemaal niet te denken. Als ik weer eens gestopt was probeerde ik wel eens deze momentjes te pakken door met mijn bakje koffie of thee buiten te gaan staan. Nou dat is iets dat je een paar keer doet en dan niet meer. Het is toch anders dan met een sigaretje. Als ik gestopt ben mis ik ook het samen met iemand roken want dat heeft, vraag me niet waarom, ook iets gezelligs. Op het moment rook ik weer, na een moeilijke periode in mijn leven. Ik gun het mezelf. Maar als ik straks de poten weer onder het gat heb stop ik weer. Ik kies dan een datum en dan is het gebeurd. Dan stop ik en heb het er met niemand over. Dat is regel één in het ‘stoppen-met-roken-protocol’. Stop er mee en praat er niet meer over, zodat je er niet steeds mee bezig blijft. Tsja roken en ik zullen altijd wel een haat-liefde verhouding blijven hebben. Ik kan jaren gestopt zijn maar in mijn hoofd zal ik altijd een roker blijven.