Het is weekend! En dus een portret van een inspirerende persoonlijkheid
Ze is serieus, maar ook weer niet. Ze ging met pensioen, maar eigenlijk niet. Kunst maakt ze als ze vooral geen kunst zit te maken. Welkom in het huis van Wies, dat feitelijk één groot atelier is.
“Eigenlijk heb ik jarenlang studenten zitten pesten. Dan kwamen ze bij me met een vraag en begeleidde ik ze zo dat ze uiteindelijk zelf de vraag wisten te beantwoorden, maar ik liet ze naar huis gaan met nog veel meer vragen,” vertelt Wies met een lach. “Juist dan zijn ze in ontwikkeling. Ik wil laten zien dat het nodig is dat je over de dingen nadenkt. Waarom je rood gebruikt in plaats van blauw of waarom je iets vierkant ontwerpt en niet rond. Niet omdat je dat zelf zo graag wilt, maar omdat je iets maakt voor een ander. Daarom!”
Wies was jarenlang docente visuele communicatie en concepting aan de Noordelijke Hogeschool in Leeuwarden. “Ik ben in dat lesgeven heel serieus en tegelijkertijd doe ik zo luchtig als wat. Hoe verder deze zaken uit elkaar liggen, hoe leuker ik het vind. Snap je mij nog?” De luchtigheid krijgt concreet vorm als Wies haar eigen ruimtelijk werk toont. “Dit zijn mijn inflatables. Kleurrijke aan elkaar genaaide doeken, waartussen en waarin lucht ofwel wind doorheen of langs waait. Het zijn objecten van wel zeven meter hoog. Soms liggen ze op de grond, dan weer hangen ze in een boom of staan rechtop. De wind krijgt in deze objecten vrij spel. “Binnenkort ga ik ze in het World Fashion Centre in Amsterdam neerzetten tijdens de Annual Dutch Art Fair. Daar komen er ongeveer twintig te hangen en te staan. Ik ben er nog een paar aan het maken. Als ik er echt over na ga nadenken, word ik zenuwachtig. Dus dat doe ik maar niet. Ik zeg tegen mezelf: wat kan er misgaan? Ik laat het gewoon gebeuren en het wordt zoals het er op dat moment uitziet. Ik verras mezelf ermee.”
‘Being there’ heet het werk. “Het is mijn speelgoed. Niet alleen de objecten zelf, maar ook de weersgesteldheid en de locatie spelen een rol in hoe het eruit gaat zien. Ik heb eens meegemaakt dat ik een aantal van deze inflatables buiten op een plein had staan en er een enorm harde wind opstak. Gingen al die objecten tollen. Eerst raakte ik in paniek, maar kon het natuurlijk niet tegenhouden. Toen ik nog eens goed keek, zag ik dat het eigenlijk prachtig was, wat er gebeurde. Ik ben direct een heleboel foto’s gaan maken.”
‘Zoals iedereen in het leven op enig moment op z’n flikker krijgt, kreeg ik dat ook’
De foto’s laten prachtige beelden zien van rollende en tollende verlichte kleurige objecten in de wind. Als ze verder bladert in het zelfgemaakte fotoboekje komen we andere objecten tegen. Vanuit de voorruit van een auto gefotografeerde takjes, een tegemoetkomende auto, benen en voeten die voort gaan. Bladzijde na bladzijde zijn er foto’s te zien van vormen, schaduwen en bewegingen die Wies de afgelopen jaren vastlegde en bundelde. Het ziet eruit als dagboeken. “Ik heb dit niet verzonnen, ik ben het gewoon tegen gekomen. Zoiets verzin je toch niet.” Volgens Wies is het een reisverslag. Een reisverslag van een periode in haar leven. “Achteraf gezien natuurlijk. Op het moment dat ik het vastlegde wist ik dat nog niet. Het is gefotografeerd in de jaren dat ik opkrabbelde uit een dal. Een heel diep dal. Zoals iedereen in het leven op enig moment op z’n flikker krijgt, kreeg ik dat ook. Ik ben een aantal jaren flink verdwaald geweest. Ik had niet eerder zo’n enorm verdriet gevoeld. Onbewust heb ik in die periode ruim veertigduizend foto’s gemaakt en een aantal films. De foto’s van de eerste tijd heb ik weggegooid. Pas na twee jaar kreeg ik in de gaten dat het wat was en ben ik ze gaan bewaren. Na vijf jaar ben ik ze eens goed gaan bekijken en voelde ik dat het klopte wat ik aan het doen was. Ik wist toen echt nog niet dat ik kunst aan het maken was, dat het echt ergens over ging en over gaat. Over mijn reis. Mijn leven. Die foto’s, die boekjes; dat is als troost voor mij. De foto’s tonen mij dat ik altijd maar door ben gegaan, en ze stellen me de vraag: wat zie ik? Waar ben ik? ‘Going on’, heet de serie.”
‘Kunst is een cadeau’
“Nu ik genoeg afstand van dit werk genomen heb, kan ik het hanteren. Kan ik met mijn verstand zeggen: zo ga ik dit verhaal vertellen, zonder in verdriet terecht te komen. Ik ga gewoon door met het bundelen ervan en het zal zich wel wijzen.” Wies laat de foto’s zelden aan anderen zien. “Dat is omdat je mijn ziel te zien krijgt. Dat is waar kunst over gaat, en je weet hoe mensen op kunst kunnen reageren: ik zou dit of dat gedaan hebben, moet je niet zus of zo… Ik had geen zin in dat oordeel. En dan gaan ze vragen: wat kost het? Zo wil ik het niet. Kunst is een cadeau. Je mag het ontvangen. Take it or leave it.”
Wat voor de fotoboekjes ‘Going on’ geldt, gaat eveneens op voor haar ‘Being there’ werk, de enorme textiel-objecten. “Die objecten passen sowieso niet in een huiskamer, dus over een prijs hoeven we het niet te hebben. Ik hoef niet te verkopen, ik wil alleen maar laten zien. Ik kan hoogstens bedenken hoe ik het verhaal nog duidelijker kan vertellen, maar eigenlijk vertel ik het vooral aan mezelf. Het is mijn leven en mijn overleven. Ik heb het creëren ervan nodig om vrolijk van te worden. Ik ontmoet mijn eigen gemaakte objecten keer op keer op een andere manier en laat me verwonderen. Soms leg ik ze neer, dan weer hang ik ze op of ik gooi er zandzakken in. Soms zitten er led-lampen in en zijn het verlichte schepsels. Ik ontdek steeds nieuwe mogelijkheden. Verder hoeft er niks en ben ik vrij.”
‘Dan gaan we projecten doen met de titel: de ongezochte vondst’
Wies, net terug van een bezoek aan de Documenta in het Duitse Kassel, is op haar 71ste nog volop aan het werk als kunstenaar. Dat kunstenaarschap ontstond in een klas met 63 leerlingen op een Brabantse lagere school. “Ik was niet katholiek en had constant vreemde ruzies met de nonnen. Werd ik naar het kaartenhok gestuurd en vergeten. Ik vond het niet erg, want ik voelde me vrij en kon mijn eigen wereld creëren. Mijn fantasie kreeg de volledige ruimte en eigenlijk ben ik daar al kunstenaar geworden.” Als ze op haar veertiende naar de huishoudschool gaat is Wies op haar plek. Vanaf haar twintigste mag ze zich helemaal verdiepen in handwerktechnieken. “Ik leerde technieken die stoffen doen ontstaan, ik leerde ze bewerken en verwerken. Kantklossen, weven, macramé, Engels en Frans borduren, alles kwam voorbij. Ik deed vervolgens examen Akte NS, trouwde en kreeg twee kinderen. Zo’n leven was echter niks voor mij en ik ben al vroeg bij mijn eerste man weggegaan. Ik schreef een brief naar de Volkshogeschool in Uithuizen of ik daar zomercursussen mocht geven in wandkleden maken. Ik heb dat vervolgens vijf jaar lang gedaan. Overdag zorgde ik voor de kinderen, ’s avonds gaf ik les in de provincie.”
‘Ik wil vooral nieuwe dingen meemaken’
Haar eigenzinnige manier van lesgeven beschreef ze in het Maandblad Docenten Beeldende Vorming en ze werd gevraagd om mee te doen aan het Experiment Eindexamen Expressie Vakken op tien scholen. “Ik werkte toen al met thema’s en in processen. Dat was in die tijd helemaal nieuw in de textielwereld. Tot dan maakten de leerlingen vierkante lapjes en stoffen, maar ik wilde dat ze met hun werk een verhaal gingen vertellen. En zo kwam ik op mijn 27ste in het noorden terecht bij de lerarenopleiding in Leeuwarden en Groningen, waar ik alle ruimte kreeg om me verder te ontwikkelen in het lesgeven. Ik daag niet alleen de studenten, maar ook mezelf uit, en ik wil vooral nieuwe dingen meemaken. Daar kan niet iedereen mee omgaan. Sommige mensen hebben een ontzettende hekel aan me, waarschijnlijk omdat ze geen grip op me hebben. Ik speel nu eenmaal graag en laat me verrassen en verwonderen. Dat geeft de mooiste ervaringen en dat geef ik ook mijn studenten mee. Nog steeds, want na mijn pensioen ben ik nog altijd actief als docent. Ik ben nog twee jaar doorgegaan met het organiseren van studiedagen en speciale workshops op de opleiding en nu word ik nog regelmatig door oud-studenten gevraagd, die inmiddels elders lesgeven, om hún studenten te begeleiden. Soms zijn dat oud-studenten van wel twintig jaar geleden. Dan gaan we projecten doen met de titels ‘de kracht van de fout’ of ‘de ongezochte vondst’. Mooi hè!”