Het is weekend en dus een portret van een inspirerende persoonlijkheid.
Je bent als lezer gewaarschuwd, in een gesprek met Marten Winters is niets wat het lijkt. Met een ogenschijnlijke luchtigheid probeert hij de ‘zinloosheid van het bestaan’ te ontduiken door kunst te maken. “Door het ongewisse vorm te geven, breng ik de spanning in mijn leven waarop ik voortga”.
Neem nu 8ste dag, zijn project in het kader van Leeuwarden-Fryslân 2018/Culturele Hoofdstad dat plaats vindt op 8 juli 2018. Een project dat hij samen met zijn team tot in de puntjes uitdenkt, maar dat ook vraagt om overgave omdat het voor een groot deel bestaat uit bijdragen van deelnemers. Het project nodigt mensen uit om gezamenlijk een keten te vormen van aaneengeschakelde projecten. Als dominostenen die elkaar in beweging zetten of als een Goldbergmachine die eindeloos voort gaat. Met zijn allen vormen zij een kettingreactie van activiteiten door de binnenstad van Leeuwarden. Het ene project zet het andere in gang. Van een groot aantal wijkbewoners die een caravan laten bewegen door de kracht van water tot een domino van matrassen, meegebracht door mensen van heinde en verre. Groepen mensen die met elkaar samenwerken die dat normaal gesproken niet doen, waardoor er nieuwe inzichten en vooral netwerken ontstaan. Bovendien huist in iedere actie een diepere betekenis en beïnvloedt het de individuele deelnemer, de groep en de omgeving. Alles heeft te maken met alles. Het is actie en reactie.
‘Het feit dat iedereen een bijdrage kan leveren, vind ik één van de mooiste dingen aan dit project’
“Met een team van minstens tien professionals ben ik daar volop mee bezig. Het is bere-spannend. Het betekent namelijk dat ik me op sommige punten moet overgeven aan wat andere mensen binnen hun schakel gaan uitvoeren. Het feit dat iedereen een bijdrage kan leveren, vind ik één van de mooiste dingen aan dit project, de gezamenlijkheid, het avontuur. Sommige schakels zijn heel hilarisch, andere behandelen serieuze thema’s.”
8ste dag – door Aad van Altena
Vreemde eend
Als persoon vertegenwoordigt Marten regelmatig de verbinding tussen op het eerste gezicht tegengestelde fenomenen. Het lijkt hem als een jas te passen. Dat toonde zich al jong in zijn leven op de plek waar hij zijn jeugd doorbracht, in Oudwoude, een dorp in het noordoosten van Friesland. “Zelfs als Fries leek ik daar import. Ik was enig kind, altijd buiten en struinde graag rond bij boeren. Mijn ouders waren jong, alternatief, zeer links en politiek actief. We hadden een moestuin. Ach, je kent het wel, ze waren nog net geen hippies, maar waren in het dorp wel een vreemde eend in de bijt. Mijn vader studeerde nog en mijn moeder werkte in een psychogeriatrisch verpleeghuis. Zij is later geschiedenis gaan studeren en uiteindelijk directrice van Film in Friesland geworden”
Jaren verder verdiept Marten zich als kunstenaar in die wereld waar hij opgroeide. Hij onderzoekt op zijn manier zijn positie als kind in die Friese plattelandsgemeente. Hij voelde zich er anders dan de rest, maar wie waren die rest? “Ik was oprecht geïnteresseerd in wat die mensen daar drijft. Waarom ze zijn wie ze zijn en doen wat ze doen. Het zijn harde lui. Ik wilde dat verhaal vertellen. Het ging me daarbij niet zozeer om de waarheidsvinding, maar wel over hoe zo’n leven vorm krijgt. Dat klinkt psychologisch en dat is het ook wel. Kijk; aan de ene kant heb je daar die prachtige natuur, aan de andere kant die rauwe wereld. Dat schuurt en dat vind ik interessant. Uiteindelijk heb ik daar eigenlijk als kunstenaar mijn werk van gemaakt.”
‘Kunstenaar was ik toen nog lang niet. Sterker nog, ik had er een aversie tegen’
Vanuit Oudwoude reisde Marten op zijn twaalfde dagelijks naar Groningen waar hij voortgezet onderwijs volgde. “In de trein maakte ik vrienden, leerlingen van de Vrije School. Eén van mijn beste vrienden heb ik in die trein ontmoet.” En ook op school was Marten een jongen die gewoon zijn eigen gang ging. Beviel een vak hem dan haalde hij de hoogste cijfers, had iets niet zijn interesse dan kwam hij gewoon niet naar de les en maakte hij er een potje van, zoals hij zelf duidt. “Kunstenaar was ik toen nog lang niet. Sterker nog, ik had er een aversie tegen. Ik werd door mijn ouders regelmatig meegesleept naar openingen van tentoonstellingen en er kwamen bij ons veel beeldend kunstenaars en schrijvers over de vloer. Ik vond het allemaal maar vage types en had er niets mee. Dat veranderde toen ik tekenles kreeg op school. Ik was in dat tekenen echt niet zo goed, maar het pakte me wel. Ik voldeed weliswaar niet aan de opdrachten, maar ging zelf in het materialenhok wat rotzooien. De lerares vond dat eigenlijk wel leuk, dat ik eigen initiatieven nam en liet me mijn gang gaan. Ik moet een jaar of vijftien zijn geweest. In dezelfde tijd ging ik met mijn vader naar musea, nu omdat ik het leuk vond.”
Medicijn
Na de middelbare school sloeg Marten het advies om naar de kunstacademie te gaan in de wind en koos voor reizen. “Ik ging met een vriend op pad, kriskras door Europa. Totdat ik in Rome een vrouw tegen het lijf liep, ongeveer acht jaar ouder dan ik, waar ik niet veel later mee in Denemarken ging wonen. Ik was amper twintig jaar, flink naïef en verliefd. Ik zegde er alles voor op, maar het hield nog geen half jaar stand. Mijn ouders hebben me toen terug naar Nederland gehaald, want ik was psychisch een wrak. Ik kon dat grote-mensen-leven nog helemaal niet aan en professionele psychische hulp was hard nodig.” Het uiten van zijn creativiteit bleek ook in die periode al een goed medicijn. “Ik had een enorme drang om dingen te maken, waar ik helemaal in op ging. Het voelde als mijn speeltuin, mijn wereld, waar ik mijn eigen regels kon maken en associatief bezig kon zijn. Zo werk ik nog.”
‘Als je niet in God gelooft, dan moet je het toch zelf maar een beetje bij elkaar zien te rommelen’
Zijn eerste expositie kwam voort uit een vakantiebaan. Als maat ging hij mee met een schip van de Bruine Vloot en raakte in een café in Enkhuizen aan de praat met de eigenaar, toonde zijn portfolio en niet veel later mocht hij er exposeren. “Toen ging het balletje rollen. Ik exposeerde vervolgens in een kunstencentrum en voor ik het wist kreeg mijn ruimtelijk werk een plaats op de KunstRai. Werken van ijzer en glas. Best heftig allemaal, en ook wat zwaarmoedig. Maar door ermee te werken, kon ik die zware kost relativeren en kreeg het een speels karakter. Soms trok ik dat zelfs verder door en werd het absurdistisch. Daar houd ik van. Voor mij is het maken en bedenken van dingen een manier om door het leven te bewegen. Als je niet in God gelooft, dan moet je het toch zelf maar een beetje bij elkaar zien te rommelen.
In diezelfde periode zag hij de kleurrijke werken van schilder Rothko en ‘werd er door weggeblazen’. “Rothko heeft echt mijn leven veranderd. Toen ik die werken zag, in het echt, voelde ik de impact die kunst op je kan hebben. Je kunt echt in zijn schilderijen verdwijnen. Zo’n ervaring is niet onder woorden te brengen. Dan gaat het niet om mooi of niet mooi, maar om dat wat het met je doet.” Hetzelfde kwam hij tegen bij de ontmoeting met de wereld van de Duitse kunstenaar Anselm Kiefer, die vooral werken maakt die op verval en vernietiging zijn gebaseerd. Enorm grote objecten en schilderijen van zware materialen. Hij vertelt: “Het bestaan, wat ik op macroniveau een vrij zinloze bezigheid vind, krijgt met dit soort werk letterlijk betekenis. Kijk, door met creativiteit en kunst die zinloosheid vorm te geven, schep je voor jezelf een zekere mate van vrijheid en zingeving. Aan de andere kant kun je ook in die zinloosheid verdwijnen en hem als zodanig ervaren dat je je bed niet meer uit komt. Deze beide kanten heb ik in me.”
Stadsbus – door Koen Bekkema
Zwaarmoedig
Hij moet lachen om zijn eigen zwaarmoedige woorden en geeft direct aan dat kunst maken ofwel het ongewisse vorm kunnen geven, samen met een grote dosis relativering en humor, de juiste spanning in zijn leven brengt waarop hij voortgaat. “8ste dag is daar ook een voorbeeld van. Daarin zit ook dat spanningsveld dat er voor kan zorgen dat het of heel goed gaat of chaos wordt. Maar er is wel verschil tussen een mislukt project en een project waarin falen een onderdeel mag zijn. Als het dan maar ‘mooi falen’ is. Dingen mogen natuurlijk haperen, maar niet omdat je je zaakjes van tevoren niet goed op orde hebt. Dat mag de reden niet zijn. Maar een project als 8ste dag, waarbij de input van de deelnemers een grote rol speelt, moet je niet willen doen als je alles onder controle wilt houden. Het mag best een beetje spannend zijn.”
‘Al met al stap je samen in een soort gekte’
“Het creëren van een kunstwerk begint vaak met een onnozel idee of een fascinatie. Vervolgens loopt dat een beetje uit de hand, dan gaat het draaien en stap je in een avontuur. Zo ging dat ook met het culturele hoofdstad-project. Het mooie eraan is dat je op een gegeven moment mensen treft die met je mee op reis willen, die ook dat avontuur aan willen gaan. Dat vind ik prachtig en voelt ook een beetje als troost. Los van het gegeven dat je zo’n enorm project sowieso niet alleen kunt doen natuurlijk. Al met al stap je samen in een soort gekte waarbij je er vanuit gaat dat het grotere geheel meer wordt dan de som der delen. Op een gegeven moment kan iedereen er zijn eigenheid in kwijt. Dat is echt geweldig. Daarom wil ik creëren, bedenk ik scenario’s, vertel ik verhalen. Met die tegenstrijdige karaktertrekken van mij als drijfveren. Het mag best schuren, dat maakt het spannend.”
Deelnemen aan 8ste dag
Je kunt je nog inschrijven om deel te nemen aan 8ste dag. Marten gaat je niet vertellen wat je moet doen. Je bedenkt zelf hoe jij deelneemt ofwel een schakel vormt in het project. Met je buren, je klas, je afdeling, je sportvereniging. Meer informatie? 8stedag.nl