Portret: Antje Beek (83), vrijwilligster en levensgenieter.

Het is weekend! En dus een portret van een inspirerende of markante persoonlijkheid.

Als het aan An ligt richt ze samen met leeftijdgenoten nog een dansclub op. Als ze daar de tijd voor heeft, want ze is behoorlijk druk. ‘Ik heb sterke genen’.

“Ik wist niet eens waar Noord-Bergum lag,” zegt Antje Beek. Het waren de jaren vijftig en An, zoals ze nu genoemd wordt, nam samen met haar man een kwekerij over in Noord-Bergum nadat ze jarenlang in Leeuwarden hadden gewoond. “Het was een bijzondere tijd. We zouden naar Israël verhuizen en daar in de bloemen gaan, maar mijn schoonouders vonden dat toch wel een heel eind weg. Ze attendeerden ons op een over te nemen kwekerij. Het ging per inschrijving en wij deden het hoogste bod. Toen zijn mijn man en ik eigenlijk opnieuw begonnen.”

‘Ik reed op mijn achttiende op een Borgward vrachtwagen’

Ook al wist An nauwelijks waar ze terecht kwam, wereldvreemd was ze allerminst. Geboren in 1933 in Bolsward kwam ze als jong meisje al in aanraking met de ondernemerszin van haar vader die een bedrijf in huiden en vellen had. “Mijn vader was de jongste van dertien kinderen en er waren zaken in Bolsward, Sneek en Leeuwarden. Van Buren’s Huidenhandel, heette het familiebedrijf. “Ik reed op mijn achttiende op de vrachtwagen, een Borgward. Keken mensen van op, ja. Vanuit het Leeuwarder Huizum ging ik overal heen. Ik haalde bij slachterijen huiden op van paarden, koeien en kalfjes.” Die huiden werden bewerkt en gezouten en kwamen in leerlooierijen terecht. “Stierenhuiden gingen naar Frankrijk en werden verwerkt tot zoolleer, andere huiden weer naar elders en verwerkt tot zeemleer of handschoentjes. Het was een apart vak.” Alles had in die tijd waarde, vertelt An. “Koeien- en paardenhaar werden verwerkt tot allerlei producten en bijvoorbeeld mollenvelletjes gingen naar de bontindustrie. Ik heb nog wel een bontjas, maar dat mag niet meer hè.”

‘Daar ben ik weggetrouwd’

Bij de vraag hoe lang ze bij haar vader in het bedrijf werkte, kijkt An verbaasd op. “Tot aan mijn trouwen natuurlijk. Zo ging dat in die tijd.” An wist echter nog voor de trouwerij een studie te doen. “Ik leerde voor lerares coupeuse. Ida de Leeuw van Rees gaf les voor de radio. ’Met naald en schaar’ heette dat en ze had ondermeer een naaischool in Leeuwarden, aan het Ruiterskwartier, hoek Oude Doelesteeg. Ik ben er geslaagd met vijf keer een 9 en een 7,” vertelt ze trots. An werd demonstratrice bij de Singermaatschappij. “Ging ik naar scholen en particuliere dames om les te geven.” Een uitstapje als administratief medewerkster bij een verzekeringsmaatschappij kon nog net, maar daarna leek het afgelopen met het werkzame leven van An. “Vanuit die baan bij de verzekeringsmaatschappij ben ik weggetrouwd.” Een uitdrukking die tegenwoordig niet meer voorkomt in ons vocabulaire, maar voor haar heel gewoon klinkt.

Op haar vijftigste behaalde ze haar diploma bloembinden

Ze was net 22 jaar, had twee kinderen en woonde met haar man bij de kwekerij aan de Badweg in Leeuwarden. “Vanwege bouwwerkzaamheden moesten we daar weg. En met een derde op komst zijn we toen in Noord-Bergum terecht gekomen. Stilzitten kon ik natuurlijk niet, dus werkte ik regelmatig mee op de kwekerij. Vooral toen de kinderen groter werden en we bestellingen kregen voor bruidsboeketten ben ik mijn vakdiploma bloembinden gaan halen. Ja, met Latijn en al. Ik was toen inmiddels vijftig jaar.” Ze geeft nog altijd, meestal samen met haar dochter, eveneens bloembindster, cursussen bloemschikken aan bijvoorbeeld ‘Vrouwen van Nu’.

‘Ik dacht dat ik er te oud voor was’

Veertig jaar lang heeft An samen met haar man de kwekerij gerund. Na verkoop van het bedrijf verhuisden ze naar Bergum, waar An nog altijd woont. Haar man is inmiddels overleden. “Maar ik heb sterke genen hoor. Die heb ik van mijn ouders geërfd. Ik kan nog wel even mee, maar dan wil ik wel onder de mensen blijven.” Nadat ze haar caravan en boot had verkocht, -‘teveel onderhoud en gedoe’- zocht ze een andere bezigheid. “Samen met een vriend dronk ik een kop koffie bij het pontje in Suwâld en ik hoorde dat ze mensen zochten. Eerst dacht ik dat ik er te oud voor was, maar ze wilden me er graag bij hebben. Ik ben nu zo’n vier jaar vrijwilligster, samen met zo’n dertig dames die de kiosk draaien en twintig schippers voor de pont. Nee, ik vaar het pontje niet. Was ik tien jaar jonger geweest dan had ik dat zeker willen doen, maar nu houd ik het bij koffie schenken en ijsjes verkopen.”

‘Ik ben één keer in mijn leven bang geweest’

Naast het vrijwilligerswerk speelt An accordeon in het Burgummer senioren-orkest ‘Ryk Troch Musyk’ en is ze regelmatig te vinden als gastvrouw op het schip van de Zonnebloem als deze in Bergum ligt. “Ik heb sinds kort een klein hoorapparaatje, maar verder ben ik goed gezond. Ik heb altijd goeie zin en ben slechts één keer in mijn leven bang geweest. Dat was in de oorlog op de lagere school. Het was een angstige onbestendige tijd. Er was geen brandstof meer voor de kachels en de Duitsers vorderden op een gegeven moment de school. Ik hoor nog de Tommies overkomen, dat geluid vergeet ik nooit meer. Ik herinner me ook dat ik een keer ging kijken naar de plek waar een bom was gevallen en mijn oudere broers gingen eens met een polsstok vanaf de Schrans naar de Boxumerdam om te kijken naar een neergestort vliegtuig. Nog voordat de Duitsers erbij waren. Dan kwamen mijn broers terug met allemaal verhalen. Dat vond ik spannend en angstig tegelijk.”

‘Aan dansen heb ik mijn eerste verkering verloren’

“Ik omarm de huidige tijd en heb een laptop aangeschaft en een mobieltje heb ik ook. Het enige wat ik lastig vind is als je op dat apparaat dingen terug wilt halen. Je moet accepteren dat de wereld verandert, en je kunt helaas niet alles bijbenen. Zaken als appen enzo, daar maak ik me niet druk om. Ga ik ook niet doen. Ik heb het druk zat. Ik pas namelijk ook nog regelmatig op de honden van mensen die op vakantie zijn. Dat doe ik gewoon omdat het goed voelt. Dat komt van binnenuit, die liefde voor die dieren. Ik kan het doen omdat ik nog zelfstandig woon. Het is er de zoete inval. Ik heb veel vrienden en zoek de mensen ook op. Ik voel die verbroedering als je met elkaar bent en plezier hebt. Dat vind ik fijn. Het liefst zou ik nog met een groep leeftijdgenoten een dansclub vormen. Want dansen, dat vind ik echt geweldig. Ik heb het veel gedaan in mijn leven. Ik heb er zelfs mijn eerste verkering aan verloren. Ja, zo kan het ook gaan. Die mocht namelijk als gereformeerde jongen, Pniël heette het, niet op dansles van zijn moeder. Waren we toch al jaren bevriend. Mijn moeder was vrijzinnig en mijn vader doopsgezind. Bij ons werd er wel gedanst. En ik doe het nog graag. Je haalt mensen er mee hun huis uit en dat is goed. Je moet lekker op pad gaan en plezier maken.”