‘Natuurlijk doe ik het niet voor die twee euro per waak’

Roelie Korthoef waakt bij terminaal zieke mensen: ‘Het is dankbaar werk'.

Ze werkte jarenlang als verpleegkundige, maar besloot dit drastisch te minderen toen ze rond haar veertigste haar eerste kind verwachtte. ‘Het zou waarschijnlijk ook mijn enige kind worden, dus daar wilde ik van genieten’, vertelt ze. Toch kroop het bloed waar het niet gaan kan.

Dus werd Roelie Korthoef uit Belt-Schutsloot, toen haar zoon ouder werd, vrijwilliger bij de Stichting Terminale Thuiszorg Kampen e.o. (STTK). Om te waken bij terminale patiënten, zodat mantelzorgers ‘even tot rust kunnen komen en weer gewoon thuis in hun eigen bed kunnen slapen’.

Pas aan het einde van het gesprek, waar ook vriendin Dorien bij zit, zegt Roelie ineens: ‘Oh ja, we krijgen naast de onkostenvergoeding ook nog twee euro per waak.’ Ze zegt het met een lach. Geen twee euro per uur, maar per waak. Per nacht, dus. Kortom: daar word je niet rijk van. Maar daar was het haar ook nooit om te doen. ‘Ik doe dit werk omdat ik nu eenmaal een verzorgend type ben. En ik kan op deze manier iets terugdoen voor de maatschappij.’

Krantenbericht

‘Naarmate mijn zoon ouder werd, wilde ik wel weer graag wat buitenshuis gaan doen’, verklaart ze haar beslissing van enkele jaren geleden. Dat ‘wat doen’ hoefde niet meer zo nodig betaald werk te zijn. ‘Ik las destijds een artikel in De Stentor over de terminale thuiszorg, en dacht: ‘dat is wel iets voor mij’.’ Ze meldde zich aan, volgde een cursus in Zwolle en werd al snel ingezet voor het ‘veldwerk’. ‘Ik heb mijn werk als verpleegkundige altijd met liefde en plezier gedaan. Nu werd het tijd voor wat anders.’

Sindsdien wordt ze vaak een keer per week ingepland en waakt ze her en der in de regio. ‘Maar het meest in Kampen’, vertelt ze. ‘Oude mensen verzorgen doe ik graag.’ De ervaring die ze eerder als verpleegkundige opdeed, heeft ze, vanwege de minder verzorgende rol bij de STTK, niet echt nodig, maar komt wel van pas. ‘Ik kan mensen gemakkelijker helpen bij het aannemen van een andere houding in bed.’ Als vrijwilliger is ze er niet om te verzorgen, maar om ‘vooral de mantelzorger te ontlasten’ en er in de nacht voor de terminale patiënt te zijn. Mocht dat nodig zijn.

Gesprekken

Dit ‘er zijn’ voor de terminale patiënten is heel letterlijk. Tenslotte is iemand door haar aanwezigheid nooit een nacht alleen. ‘Gebeurt er iets, dan ben ik er en kan ik desgewenst de familie bellen.’ In de praktijk betekent het voor Roelie vaak aanwezig zijn en niet veel meer dan dat. Waar haar collega’s vertellen dat patiënten soms de diepste zielenroerselen met hen delen, heeft Roelie doorgaans hele rustige nachten. ‘Maar misschien ligt dat wel meer aan mij dan aan hen’, zegt ze met gevoel voor humor. De waarheid is dat ze vooral vaak waakt bij mensen die door hun ziekte ‘al ver heen zijn’, vaak doordat ze zware pijnmedicatie slikken. Morfine maakt nu eenmaal duf, waardoor mensen ’s nachts niet wakker worden en dus ook niet de behoefte hebben om hun diepste geheimen met een vreemde te delen. ‘Ook ik dommel ’s nachts wel eens in’, bekent ze met lichte schaamte. ‘Maar omdat je toch in een vreemd huis bent, word je meteen wakker van ieder vreemd geluid dat je hoort.’ Kortom: niemand hoeft bang te zijn dat zij de hele nacht gewoon slaapt, terwijl de terminale patiënt haar hulp nodig heeft. Behalve een beetje dommelen, soms, blijft ze verder de hele nacht wakker.

Dankbaar werk

Er zijn voor de patiënten en voor de mantelzorgers; dat is wat dit vrijwilligerswerk voor Roelie zo mooi maakt. ‘Het is dankbaar werk. De familie is erg blij dat we er zijn en hen willen bijstaan’, vertelt ze. Maar soms treft ze nagenoeg niemand in het huis van de stervende persoon. ‘Sommige mensen hebben helemaal niemand meer wanneer ze aan het einde van hun leven zijn gekomen. Dan krijgen we als vrijwilligers de code van een sleutelkastje, laten we onszelf binnen, zijn we er voor de patiënt die soms door de medicijnen erg duf is en gewoon slaapt, en gaan we om zeven uur in de ochtend weer weg nog voordat de hulp om negen uur, half tien komt.’ Dat zijn doorgaans ook de gevallen die – juist vanwege het schrijnende gebrek aan familie om hen heen – haar erg bij blijven. Tegelijkertijd maakt dit haar werk er nog dankbaarder op. ‘Tenslotte hebben deze mensen helemaal niemand meer en is het extra mooi dat je er wel voor ze kunt zijn.’

Tekst: Alex de Jong @ Attest Communicatie

Op de foto: Roelie Korthoef, (c) BWPHOTO/Herman IJssel