Meer personen uit Oost-Europa aan het werk in Nederland

Eind 2015 waren er 855 duizend migranten in Nederland die afkomstig waren uit de (kandidaat-)lidstaten van de Europese Unie. Dat waren er 40 duizend meer dan eind 2013. Dit meldt CBS in de Migrantenmonitor.

In dezelfde periode steeg het aantal werknemers in Nederland dat afkomstig is uit Bulgarije van 3 duizend tot 8 duizend. Het aantal Roemeense werknemers groeide van 6 duizend tot 13 duizend. Sinds 2014 kunnen Bulgaren en Roemenen zonder vergunning in Nederland komen werken. Ondanks de groei uit deze landen waren in 2015 verreweg de meeste buitenlandse werknemers, 156 duizend, afkomstig uit Polen.

De Migrantenmonitor, gemaakt in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, geeft een overzicht van EU-migranten in Nederland. In deze monitor worden migranten gedefinieerd als personen die geboren zijn in één van de EU-27-landen of kandidaat-lidstaten en in Nederland wonen en/of werken. Eind 2015 waren dat er 855 duizend. Hiervan waren er 622 duizend afkomstig uit de Europese lidstaten en 193 duizend uit de kandidaat-lidstaten. Van die laatste groep kwam het grootste deel uit Turkije (191 duizend).

Ruim een derde (35 procent) van alle migranten kwam uit de Midden- en Oost-Europese lidstaten. Voor het overgrote deel zijn dat Polen (205 duizend), op grote afstand gevolgd door Bulgaren (24 duizend) en Roemenen (22 duizend).

Bijna drie kwart van de migranten uit Midden- en Oost-Europa had eind 2015 een baan als werknemer of als zelfstandige. Onbekend is hoeveel EU-migranten zonder werk in Nederland verblijven die niet zijn ingeschreven. Doordat deze groep buiten beschouwing blijft, kan het percentage werkenden in deze analyse hoger uitvallen dan het in werkelijkheid is.

Meer dan tweemaal zoveel Bulgaarse en Roemeense migranten op arbeidsmarkt
Sinds 1 januari 2014 kunnen personen uit Roemenië en Bulgarije in Nederland komen werken zonder werkvergunning. Vanaf dat moment neemt het aantal Roemeense en Bulgaarse werknemers sterker toe dan de jaren ervoor. Het aantal Roemeense werknemers steeg in 2014 met 4 duizend personen tot 10 duizend, het aantal Bulgaarse werknemers verdubbelde van 3 duizend tot ruim 6 duizend. In 2015 vlakte deze groei iets af met een toename van 3 duizend Roemeense werknemers en bijna 2 duizend Bulgaarse werknemers. Terwijl het aantal werknemers uit Bulgarije en Roemenië groeide, daalde tussen eind 2013 en eind 2014 het aantal zelfstandigen. Dit kan te maken hebben met het feit dat een VAR-verklaring voorheen de mogelijkheid bood om zonder werkvergunning aan de slag te gaan in Nederland. Daarbij ging het ook om schijnzelfstandigen die in Nederland kwamen werken (CBS, 2013). In 2015 bleef het aantal zelfstandigen uit Bulgarije en Roemenië ongeveer gelijk.

Van de Bulgaarse migranten die in Nederland wonen en/of werken had eind 2015 iets minder dan de helft (49 procent) een baan. Voor de Roemenen lag dat met 63 procent een stuk hoger. Van de hier ingeschreven Bulgaarse migranten had 8 procent eind 2015 een uitkering, met inbegrip van AOW. Bij de Roemeense migranten was dat 10 procent. Voor beide groepen ligt dit percentage onder het gemiddelde voor de Midden- en Oost-Europese lidstaten (13 procent).

Ook meer werknemers uit Polen
Polen vormen verreweg de grootste groep werknemers in Nederland uit de EU-lidstaten. In 2014 groeide de groep Poolse werknemers met 3 duizend, en in 2015 met 6 duizend naar 156 duizend.

Van de 205 duizend Polen die in Nederland wonen en/of werken, heeft 80 procent een baan als werknemer of zelfstandige. Het aantal Polen met een uitkering groeide in 2015 met 2 duizend personen. Het aandeel ingeschreven Poolse migranten met een uitkering bleef gelijk op 14 procent. In de meeste gevallen ging het om een WW-uitkering.