De huisjes, nieuw ‘Alledagjes’ van Tietia Feikens

Tietia Feikens
‘Alledagjes’
10-7-2017

De huisjes

‘Niets blijft ooit hetzelfde
Dat is de grootste troost
en de grootste wreedheid
van het leven’

Soms, als je echt goed in de shit zit, denk je dat het nooit weer voorbijgaat. En toch weet je dat het over een tijdje weer anders wordt. Aan die gedachte kun je je vasthouden, die geeft troost. Andersom kun je je soms zó gelukkig voelen. Dan wou je dat dit altijd zo bleef, terwijl je weet dat het leven ook altijd weer shit voor je in petto heeft. That’s life!

Sommige dingen lijken voor altijd te zijn maar zijn dit natuurlijk niet. En toch kun je je totaal overrompeld voelen als iets ogenschijnlijk eeuwigs, tijdelijk blijkt te zijn.
Zo bewonen wij al generaties lang zomers een aantal huisjes op een boerenerf in Gaasterland. Het begon met mijn pake en beppe. Die bewoonden in de zomervakanties en later de hele zomer, een piepklein huisje in de boomgaard. Water haalden ze uit de put op het terrein en ’s avonds staken ze een gaslampje aan. Mijn beppe kookte buiten onder een afdakje op flessengas en binnen had ze een petroleumstel. In de weekenden, vooral bij mooi weer, kwam soms de hele familie op de koffie en dan zaten we met zijn allen op campingstoeltjes in het piepkleine tuintje van pake en beppe. Wij kinderen waaierden over het erf uit en speelden tikkertje en verstoppertje.

Later, nog voordat mijn ouders ook een huisje gingen bewonen op hetzelfde erf, logeerde ik eens een week bij pake en beppe. Het viel me op, ook al was ik pas tien of elf, dat pake en beppe heel eenvoudig leefden en dat alles volgens een vaste routine verliep. Ze leken er volmaakt gelukkig mee. Ik voelde dat het met de plek te maken had. Tegen de bosrand aan met weilanden voor de deur en vlak bij het IJsselmeer. Waar de boeren nog kleinschalig boerden en waar in een paar honderd jaar niet zo veel was veranderd. Die omgeving paste hun als een jas. Ik speelde met de kinderen die in één van de andere huisjes logeerden en op vaste tijden, ook geen minuut later leerde ik snel, keerde ik terug voor de maaltijd. Daar kreeg ik bijvoorbeeld gestoofde sla voorgeschoteld en paling, die beppe in een pannetje op het petroleumstel stoofde. Pake, die bijna elke dag uit vissen ging, had die paling zelf gevangen en schoongemaakt. Tot mijn gruwel kronkelde de paling onder het stoven het pannetje uit. Beppe probeerde me op alle manieren te overtuigen dat hij echt dood was en dat het stuiptrekkingen waren maar daar at ik dus mooi geen hap van!

In de weekenden en vakanties huurden mijn ouders vaak één van de andere zomerhuisjes bij de boerderij. Daar heb ik de beste herinneringen aan. Aangezien ik een buitenkind was. Voor mij was met Harm, de boer, op pad gaan zo ongeveer de hemel. Koeien verweiden, helpen bij het melken of hooien, niets mooier dan dat! En ik wist zeker dat ik later boerin wilde worden. Of dierenarts, nadat ik het geluk had een dierenarts te mogen assisteren bij de keizersnee van een koe. Het pasgeboren roodbonte kalfje voelde als ‘mijn’ kalfje. Als we niet met de Harm op pad waren maakten we als gezin lange boswandelingen of crossten we op de fiets langs alle slingerpaadjes die de Gaasterlandse bossen rijk zijn. Met mooi weer zwommen we in het IJsselmeer. En we leerden al jong vissen, zodat we met het hele gezin of met pake en beppe erbij onze hengeltjes uit konden gooien. Ook speelden we met de kinderen van de boerderij op de hooizolder. Ik leerde tractor rijden. Kortom: Gaasterland was voor mij een pretpark!

Mijn vader was in de gelukkige ( en nu bijna onvoorstelbare ) omstandigheden dat hij op zijn 57e al met de VUT kon. Hij en mijn moeder waren in de gelegenheid op hetzelfde boerenerf ook een zomerhuisje permanent te gaan huren. Het was altijd voor de losse verhuur gebruikt en verkeerde in erbarmelijke omstandigheden maar mijn ouders maakte er hun paradijsje van en bewonen het ook elke zomer. Ook zij hechten weinig waarde aan luxe en zijn vooral verliefd op de plek. Die plek doet iets met de meeste mensen. Wij, die er vaak vertoeven, hebben het gevoel dat die plek een heilzame werking heeft. Buurvrouw Tineke, die met haar man in een stacaravan woont op het randje van het weiland, zegt dat dit komt omdat er eeuwen geleden een klooster heeft gestaan en dat de plek een soort van heilig is. Zij is heel spiritueel en voelt dit soort dingen aan. Hoe dan ook voelen we allemaal dat dit een bijzondere plek is.

Mijn pake is er blijven komen zo lang hij kon, ook na het overlijden van beppe. Dan fietste hij van Leeuwarden naar Gaasterland. Zelfs toen hij de tachtig al ruim gepasseerd was. Potten en pannen en hengels aan het stuur en frame van de fiets vastgebonden en hoppa! Knappe jongen die hem tegenhield! Zijn dochters en zoon, mijn vader, zijn wel eens heel erg boos geweest toen ze hem kwijt waren en hij al lang en breed in Gaasterland bleek te zitten. Er waren nog geen mobieltjes in die tijd. Gelukkig konden mijn ouders en wij ook, als we er waren, hem een beetje in de gaten houden. Voor zichzelf koken werd hem op een gegeven moment te veel gedoe. Dan kookten wij, zo vaak we konden, een warme hap voor hem. Hij genoot van deze maaltijdservice en slobberde gulzig grote borden naar binnen.

Nadat pake ook overleden was stond zijn huisje een paar jaar eenzaam te verpieteren, tot mijn toenmalige man en ik op het idee kwamen het op te knappen. Dat mocht van de dochter van de boer. Zij was met haar man op de boerderij blijven wonen nadat haar ouders naar een bungalow in het dorp verkast waren. Het huisje kreeg stromend water en elektriciteit en er werd een nieuw slaapvertrek aan gebouwd. We sausden de muren wit, de balken geel en ik naaide fleurige gordijntjes. Helaas was het huisje, dat in de lager gelegen boomgaard stond, erg vochtig en elk voorjaar moesten we de schimmel van de muren krabben. We hebben er een paar zomers in de weekenden en de vakanties met de kindertjes vertoefd. Daarna raakte ik gescheiden. Maar ik bleef, ook alleen en met de kinderen, naar mijn dierbare Gaasterland en mijn dierbare huisje komen, al moest ik er soms een auto voor lenen.

En toen overleed de man van het oude echtpaar dat het ‘huisje in de hoek’ , aan de rand van het bos, zomers bewoonde. De vrouw, die zeker wist dat ze in haar eentje niet meer naar Gaasterland zou komen, vond dat haar huisje voor mij moest zijn. Het was ruimer en droger dan mijn eigen huisje. Ze liet bijna alle inventaris achter, ik kon er zó in. En zo verkaste ik met mijn twee kinderen naar het huisje in de hoek. De dochter van de boer liet me er de helft van de huur voor betalen, zodat ik er als bijstandsmoeder met twee kleine kinderen, toch kon blijven komen. Ik ben deze vrouwen beide eeuwig dankbaar.

En zo groeiden mijn kinderen ook op met deze heerlijke plek. Ook zij leerden er fietsen, vissen en vliegers maken. Ze vingen er padden, kikkertjes en lieveheersbeestjes en kwamen met zielige vogels thuis. We voetbalden, volleybalden en badmintonden. We wandelden en zwommen. Ze hadden de mazzel veel tijd met hun pake en beppe door te kunnen brengen, op wie ze dol waren. En dit was wederzijds. Voor mij als alleenstaande moeder betekende dit dat ik eens even lekker een boek kon lezen, of even alleen een boodschap kon doen. Mijn kinderen die thuis voor geen meter met elkaar op konden schieten, waren hier op elkaar aangewezen. In de zomervakanties werden ze elkaars beste vrienden. Thuis was het meestal na één dag al weer mis maar hier in deze heerlijke omgeving beleefden ze samen avonturen. Ik genoot daar van! Toen ze een jaar of 15 waren vonden ze er niet veel meer aan; Een bruisend uitgaansleven heb je in Gaasterland niet, in ieder geval niet in dat pietepeuterige dorpje waar wij bij hoorden. En mijn pubers wilden vertier! In die tijd ging ik vaak alleen naar mijn huisje, in de weekenden dat de kinderen bij hun vader waren. Ook dan genoot ik met volle teugen. Gelukkig werd Jan, die ik negen jaar geleden leerde kennen, ook verliefd op het huisje en de omgeving. Daar prees ik me gelukkig mee, dat had ook anders gekund; Twee jaar geleden kwam er een kennis van Jan langs, die nadat hij het huisje had bekeken, uitriep ‘nou, dit is ook oldschool niet?!’ Waarmee hij wilde zeggen dat hij het een oude bende vond. En ineens zag ik het huisje door zijn ogen: oud, gammel, zonder warm water, zonder douche en met de WC buiten. Ik begreep dat niet iedereen zou kunnen snappen dat het huisje voor Jan en mij een paradijs is. Dat heeft heel erg met de plek en met de eenvoud te maken. Als wij hier weekends uit de auto stappen glijdt alles van ons af. Hier is het leven simpel en zoet.

Terwijl ik dacht dat ons plekje eeuwig zou blijven bestaan en dat één van mijn kinderen het later over zou willen nemen, stond er een paar weken geleden opeens een bord in de tuin van de boerderij: te Koop! Wie weet is dit onze laatste zomer hier. Dat was even shocking. Ik werd opeens weer geconfronteerd met het feit dat niets ooit hetzelfde blijft. En nu? De kans dat de huisjes blijven bestaan is klein, ze zijn oud, zonder luxe en hier en daar is asbest gebruikt.
Is het onoverkomelijk als onze familietraditie hier stopt? Nee dat niet. We zien het wel. We vinden wel weer nieuwe wegen om te genieten en avonturen te beleven. Alle ‘huisjebewoners’ hier zijn het erover eens: we hebben op deze plek fantastische herinneringen gemaakt en daar mogen we heel erg dankbaar voor zijn!

Tietia Feikens