Meestal wordt er niet moeilijk gedaan over pubers in huis. Geen vuiltje aan de lucht, want op een gegeven moment vliegen ze heus uit. Dat moment laat tegenwoordig echter vaak lang op zich wachten. Pubers blijven langer thuis wonen vanwege hoge kosten voor een eigen stek, als er al een stek te vinden is. Dan heb je op een gegeven moment een jongvolwassene in huis, en dan wordt het andere koek.
De media maakte in 2019 al melding van het feit dat kinderen gemiddeld tot hun 23ste (en vaak zelfs nog een half jaartje langer), bij hun ouders blijven wonen. Dat was jaren terug wel anders. Stonden achttienjarigen, net puber af, te trappelen om op zichzelf te gaan wonen, en hadden ouders vanaf dat moment niet alleen ruimte in hun huis, maar ook in hun dagelijkse leven. Vrijheid blijheid. Voor beiden.
Ga jezelf maar even na. Als je ging studeren ging je op kamers en lukte dat niet dan ging je anti-kraak wonen. Geen vuiltje aan de lucht. En vooral geen haar op je hoofd die er ooit aan dacht weer terug naar je ouders te gaan. Als je eenmaal van die vrijheid had geproefd, bleef je weg.
Op kamers? Ze kunnen het zich financieel niet permitteren
Veel vijftigplussers worden tegenwoordig echter geconfronteerd met kinderen die de volwassen leeftijd al hebben bereikt en nog altijd de zolderkamer bewonen. Ze zijn er voorzien van hun natje en droogje. Lees: internet, televisie, tweepersoonsbed en soms zelfs een eigen douchte en toilet. Wie dat heeft, maakt geen aanstalten. Als de band met pa en ma dan ook nog eens dikke prima is, waarom zouden ze? Bovendien zorgen de hoge kosten voor een eigen woonruimte én het lenen van geld om te kunnen studeren (sinds de afschaffing van de basisbeurs in 2015) ervoor dat ze het zich financieel eigenlijk helemaal niet kunnen permitteren om op kamers te gaan.
Dan kan het lang duren. Zo lang dat soms zelfs afgestudeerde kinderen blijven plakken omdat ze geen woning kunnen vinden. De huur is torenhoog en voor starters is er nauwelijks een betaalbaar koophuis te vinden. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek is het aantal jongeren tussen de twintig en dertig jaar dat bij de ouders of verzorgers woont, de afgelopen tien jaar met dertig procent toegenomen. In totaal gaat het om een toename van 194.000 jongeren.
Groot deel van je vrijheid kwijt
Is dit erg? Op zich niet, maar het vraagt wel om een zekere mate van flexibiliteit van beide kanten en soms harde afspraken. Dat laatste laat nogal eens te wensen over. “De afwasmachine uitruimen? Je moet het ze vragen. Ze doen het niet uit zichzelf,” vertelt moeder Jet die haar tweeëntwintigjarige dochter nog thuis heeft wonen. “Alexandra wil wel zelfstandig wonen, maar ze kan geen kamer vinden in de stad waar ze is gaan studeren.” Dus niet alleen een hoge huur, maar ook het gebrek aan kamers doet veel studenten de das om. “Gelukkig is het nog te bereizen, maar daarvoor moet ze wel regelmatig om zes uur op.”
Dat daardoor Jet ook om zes uur uit de veren is, laat zich raden. “Het brengt inderdaad wel wat teweeg. Het is natuurlijk ook wel gezellig, maar ik ben een groot deel van mijn vrijheid kwijt. Er wordt toch gevraagd: wat eten we? Wat is er in huis? Hoe laat ben je terug? Is mijn trui al gewassen? En meer van dat soort zaken. Dat was ik lang niet meer gewend.”
Wachtlijst van meer dan drie jaar
De zoektocht naar een kamer wil voorlopig nog niet vlotten. “De prognose voor het krijgen van zelfstandige woonruimte in de stad waar ze studeert is na officieel inschrijven, drie en een half jaar. Tegen die tijd ben je toch al bijna afgestudeerd? Ze hoopt nu via social media ergens tussen te kunnen komen. Of het moet via kennissen van kennissen lukken. Het wordt waarschijnlijk een weg van lange adem. Afgelopen week hoorde ik een buurman vertellen dat hij zijn zoon heeft verhuisd naar een eigen woning. Die jongen heeft tot z’n 31ste thuis gewoond.”
In dat geval blijken huisregels geen overbodige luxe, het liefst in goed overleg. Anders gaat het thuis voor kinderen al snel op een hotel lijken. Het bekende Hotel Mama. Afspraken maken dus. Dan moet je denken aan af en toe koken, melden wanneer ze niet mee-eten of wanneer er bezoek komt, en van tevoren aangeven wanneer ze niet thuis slapen. Dan is er nog zoiets als boodschappen doen en de was verzorgen. Over alle huishoudelijke taken kun je afspraken maken. Een bijdrage in de woonlasten is niet vreemd als de thuiswonende kinderen een studiebijlage hebben en een baantje. Het kan soms een drempel zijn het hier over te hebben, maar als je dat niet doet kan het gebeuren dat je woning binnen de kortste keren een soort studentenhuis wordt. Het is een schrale troost dat je niet de enige bent. In een kwart van de huishoudens zijn de kinderen achttien plus. Ze zijn er nooit uitgegaan. Het komt echter ook veel voor dat ze weer terugkeren.
Balanceren tussen loslaten en de controle houden
Volgens experts is het best een kluif voor ouders die moeten balanceren tussen loslaten en de controle houden. Ook voor kinderen is het in dit geval soms moeilijker om los te komen van hun ouders en hun eigen identiteit te ontwikkelen. Eén voordeel heeft het wel. Van het lege-nest-syndroom, waar eerder vijftigers mee te maken konden krijgen, is in dit geval geen sprake. Nu blijken veel ouders daar tegenwoordig toch al nauwelijks last van te hebben omdat ze voldoende sociale contacten hebben, een baan en veel hobby’s. Nu veel jongvolwassenen thuis (blijven) wonen, ligt het probleem meer bij een gebrek aan privacy. In het eigen huis.
Uit onderzoek blijkt dat ouders de gemiddelde leeftijd van 21 jaar eigenlijk wel een prima leeftijd vinden voor hun kinderen om het huis uit te zijn. Om dat voor elkaar te krijgen is één aspect van belang; inschrijven voor een kamer of woning vanaf dat kinderen zeventien jaar zijn of gewoonweg vanaf het moment dat het mogelijk is (vaak achttien jaar). Moet je wel weten waar. Dan biedt een wachtlijst van meer dan drie jaar nog enig resultaat en kan een kind op ongeveer z’n 22ste uitvliegen.