Berichten in de media over koopkracht zie je zelden letterlijk vertaald in je portemonnee. Dat lijkt toch een stuk persoonlijker en genuanceerder te liggen dan aanvankelijk door de politiek wordt gesuggereerd.
Over het algemeen kopen we graag. We zijn consument of we zijn het niet. Maar wat is dat eigenlijk: koopkracht? Volgens een definitie gaat het om de hoeveelheid goederen en diensten die met het besteedbaar inkomen kan worden aangeschaft. Het besteedbaar inkomen wordt verkregen door het bruto inkomen te verminderen met de daarop drukkende belastingen, sociale verzekeringspremies en ziektekosten en te vermeerderen met de ontvangen kinderbijslag.
Vergelijkingen
Volgens het Centraal Planbureau (CPB) wordt de term koopkracht flink overschat, met name de invloed ervan op de portemonnee van de consument. Het komt er op neer dat het eigenlijk meer de mogelijkheid geeft tot het vergelijken van wat bepaalde groepen te besteden hebben, dan dat het op zich iets zegt. Die vergelijkingen zijn van belang om de verschillen tussen groepen niet te groot te laten zijn.
Met andere woorden; als er in de media wordt gerept over een koopkrachtvermeerdering, heb jij de volgende dag niet ineens vijftig euro meer in je portemonnee zitten. Andersom idem. Die doorberekening ligt een stuk genuanceerder. En iedere consument heeft zo zijn eigen uitgavepatroon. Daar hebben algemene en gemiddelde cijfers niet echt vat op.
Het is het CPB dat voor de cijfers zorgt die een vertaling laten zien van de effecten van het regeringsbeleid naar wat mensen echt te besteden hebben. Maar volgens het CPB is het effect op die cijfers van politieke besluiten maar klein. In ieder geval niet zo wereldschokkend als berichten vaak doen geloven.