Duinvleugels
omarmen kolkend
het grijsblauw water.
Distels prikken tranen door.
Spattend vervloeiend met
mijn mistige adem.
Mijn zee laat zich niet vangen.
Hels schuurt ze langs de veren,
af en aan, af en aan.
Tot in de donkere nacht
het lichtend water mij optilt en vleugellam
neerkwakt in zanderig natte pannen.
Snakkend zie ik haar blijvend rollen en
als de blauwe morgen de horizon
snijdend wakker klieft
vang ik gretig een zucht en
spreid
Tekst: Julia van Bohemen
Foto: Gea Neijsen