De trans-Atlantische slavernij: een zwarte bladzijde in de Nederlandse geschiedenis

Op 1 juli 1873, 150 jaar geleden in 2023, schafte Nederland officieel de slavernij af. Hoewel de slavernij al in 1863 formeel was beëindigd, moesten de tot slaaf gemaakten nog 10 jaar gedwongen werken als contractarbeiders. De trans-Atlantische slavernij is een donkere periode in de Nederlandse geschiedenis, waarin Afrikaanse mensen als handelswaar werden verscheept, verkocht en gedwongen te werken.

Slavernij op lokaal niveau

Slavernij is geen nieuw verschijnsel en komt al voor sinds de oudheid. In Afrika bestaat al eeuwenlang slavernij op lokaal niveau. Tijdens oorlogen worden gevangenen tot slaaf gemaakt en ook bij schulden of als straf kan iemand gedwongen worden tot slavenarbeid. Sommige van deze tot slaaf gemaakten komen later weer vrij.

De Arabieren maken gebruik van de Afrikaanse slavenmarkt en zetten tot slaaf gemaakte Afrikanen in op suikerrietplantages in het zuiden van Portugal. De Portugezen beginnen vervolgens zelf met de slavenhandel vanaf de West-Afrikaanse kust. De Europeanen kopen gevangenen van Afrikaanse mensenhandelaren, die de gevangen Afrikanen uit de binnenlanden leveren. De Europeanen vangen de Afrikanen niet zelf, omdat de binnenlanden te gevaarlijk zijn en ze zich niet goed kunnen verdedigen. De gevangen Afrikanen moeten een lange weg afleggen voordat ze bij de Europese forten aan de westkust aankomen.

Begin van de Nederlandse slavernij

In de 17e eeuw wil Nederland rijkdom vergaren met koloniën in Noord- en Zuid-Amerika. De West-Indische Compagnie (WIC) verovert een deel van Portugees Brazilië, waar suikerplantages zijn waarop tot slaaf gemaakte Afrikanen werken. Omdat er een tekort is aan deze gedwongen werkkrachten, besluit de WIC om zelf gevangen Afrikanen te kopen. In 1636 worden de eerste tot slaaf gemaakten van de kust van Ghana naar Brazilië verscheept.

In 1637 verovert de WIC Fort Elmina in Ghana, een belangrijke handelspost op de Portugezen. Vanaf dat moment is Nederland actief betrokken bij de handel in Afrikaanse mensen. Nederland verscheept tussen de 550.000 en 600.000 tot slaaf gemaakte Afrikanen, wat ongeveer 5 procent is van het totale aantal dat door Europeanen is verhandeld tussen de 15e en 19e eeuw.

Erbarmelijke omstandigheden

Langs de West-Afrikaanse kust bouwen de Europeanen 76 forten om de gevangen Afrikanen te interneren voordat ze op transport gaan. Deze forten, waaronder Fort Elmina in Ghana, zijn gebouwd over duizenden kilometers en de tot slaaf gemaakte Afrikanen leven hier onder erbarmelijke omstandigheden. Ze worden gebrandmerkt en leven soms wekenlang in afgesloten donkere ruimtes waarin ze eten, slapen en hun behoefte moeten doen. De tot slaaf gemaakte Afrikanen worden behandeld als handelswaar en hun menselijkheid wordt hen ontnomen. Ze worden verscheept naar een ander continent waar ze gedwongen moeten werken voor de rest van hun leven.

Overvolle schepen

De oversteek naar de koloniën over de oceaan is het zwaarste deel van de reis voor de tot slaaf gemaakte Afrikanen. Deze reis duurt maandenlang en de omstandigheden aan boord zijn verschrikkelijk. Hoewel de WIC regels heeft opgesteld over voeding, hygiëne en medische zorg, worden deze in de praktijk niet nageleefd. De schepen zijn overvol en de mensen kunnen zich nauwelijks bewegen. Mannen worden geketend uit angst voor verzet, terwijl vrouwen en kinderen wel vrij mogen bewegen.

Het voedsel voldoet niet aan de gestelde regels en de tot slaaf gemaakte Afrikanen lijden aan ondervoeding en uitdroging. Ongeveer 1 op de 8 mensen overleeft de reis niet. Zowel tot slaaf gemaakte Afrikanen als Europeanen sterven aan ziektes zoals scheurbuik, pokken en tuberculose. Daarnaast is er sprake van geweld en verkrachtingen aan boord. Ontsnappingspogingen mislukken meestal.

Curaçao als belangrijk centrum voor slavenmarkt

Na de verovering van de Nederlandse kolonie in Brazilië richt de WIC zich meer op de trans-Atlantische slavenhandel. In 1654 nemen de Portugezen de Nederlandse kolonie terug, maar de WIC verovert in datzelfde jaar Curaçao op de Spanjaarden. Curaçao wordt een belangrijk centrum voor de Nederlandse slavenhandel en dient als versterking van de Nederlandse handelspositie in de Caraïbische Zee. Nederlanders verkopen tot slaaf gemaakte Afrikanen aan Spanjaarden, Portugezen, Engelsen en Fransen. Mannen worden vaak gescheiden van hun gezin verkocht en krijgen nieuwe brandmerken. Een deel van de tot slaaf gemaakte Afrikanen blijft op het eiland en verricht verschillende taken. Ze hebben geen rechten en kunnen zich alleen vrijkopen door te sparen van een klein deel van hun opbrengst.

Opstand onder leiding van Tula

In 1795 komt er een grote opstand onder leiding van Tula, waarbij ongeveer 2.000 tot slaaf gemaakte mensen in opstand komen tegen de slavernij. Tula vindt dat Nederland de slavernij moet afschaffen, net zoals Frankrijk dat heeft gedaan. De opstand duurt meer dan een maand, maar wordt uiteindelijk bloedig neergeslagen. Tula en andere leiders worden ter dood gebracht en de opstand brengt enige veranderingen teweeg, zoals het niet meer hoeven werken op zondag en betere voeding en kleding.

Verovering van het Caribisch gebied

In de 17e eeuw verovert Nederland naast Curaçao nog 5 andere eilanden in het Caribisch gebied. Deze eilanden dienen als versterking van de Nederlandse handelspositie en worden gebruikt voor de slavenhandel. Sint Eustatius wordt het centrum voor de Nederlandse slavenhandel en de tot slaaf gemaakte Afrikanen verrichten verschillende taken op het eiland.

De trans-Atlantische slavernij is een zwarte bladzijde in de Nederlandse geschiedenis. Het heeft ruim 200 jaar geduurd voordat Nederland officieel de slavernij afschafte. Het is belangrijk om deze geschiedenis te erkennen en te herdenken, zodat we ervan kunnen leren en ervoor kunnen zorgen dat zoiets nooit meer gebeurt.