’Dat scoren-circus haalt de bezieling uit het onderwijs’

Hij zou het liefst gaan staken en zien dat het systeem verandert. "Dat vereist een dapperheid," meent onlangs gepensioneerd onderwijzer Douwe Runia. Hij zat 42 jaar in het vak.

Volgende maand wordt er gestaakt. Het hele onderwijs gaat plat, van primair onderwijs tot universiteiten. Nog maar net gepensioneerd onderwijzer Douwe Runia zou graag nog staken: “Het is een moeilijk vak, het wordt ondergewaardeerd.”

Op 15 maart legt het hele onderwijs het werk voor een dag neer met een landelijke staking. Het onderwijs is overspannen, menen de vakbonden. Ook de aantrekkelijkheid van een baan in het onderwijs is afgenomen, mede doordat de salarissen door alsmaar verdere bezuinigen achterlopen. En het personeelstekort doet de werkdruk stijgen. Het moet volgens de vakbonden echt anders.

Ik spreek onderwijzer Douwe Runia die ruim 42 jaar in het vak zat en nog maar een paar weken geleden afscheid nam. Veel kinderen waren verdrietig toen meester Douwe vertrok. Toen één van zijn leerlingen uit groep vijf van zijn vertrek hoorde, zei deze in tranen: ‘ik wil er niet over praten.’ “Dat is het mooiste compliment wat je krijgen kunt,’ vertelt de 63-jarige Douwe uit het Friese Stiens.

Prioriteitenlijstje

Douwe was de meester van aandacht en begrip. Een onderwijzer die met bezieling zijn vak uitoefende. Ruim veertig jaar lang. “Ik vertelde graag verhalen. Uit mijn eigen leven. Misschien ga ik daar nog wel een podcast van maken.” Want stilzitten wil Douwe niet. Is het de man niet naar. Hij sport veel. Vroeger hardlopen en kanoën, nu schaatsen en roeien. Hij is inmiddels zelf ook roei-instructeur. Als ik hem vraag naar wat hij nu het liefst zou gaan doen komt er een klein boekje tevoorschijn waarin hij met potlood een prioriteitenlijstje heeft geschreven.

“Ik wil graag roei-instructeur blijven, want dat doorgeven van kennis zit toch in me. Ik zit ook in een meertaligheidproject via NHL/Stenden om materiaal te maken voor het primair onderwijs, ik wil blijven sporten en nog een studie oppakken. Iets met filosofie misschien. Ik wil graag die bezieling en het enthousiasme die ik voor mijn werk had, vasthouden. Maar dat nu in andere dingen stoppen.”

Leerlingvolgsysteem

Hij vertelt dat hij altijd met veel plezier naar zijn werk ging, alhoewel er de laatste jaren ook ergernissen waren. “Als basisschoolkinderen tegenwoordig een toets maken, vul je daar als leerkracht een pagina of vijf over in, in het registratiesysteem,” zegt hij wat verbolgen terwijl hij rechtop gaat zitten. “Dat gebeurt behoorlijk gedetailleerd. Uit dat systeem rolt een resultaat en dat verwerk je in een handelingsplan ofwel een groepsplan. De resultaten daarvan zet je weer in een bepaald format en werkt dat regelmatig bij. Ik heb het hier over de reguliere toetsen. Voor rekenen heb je ongeveer acht van die toetsen per jaar af te nemen. Maar je hebt ze ook voor taal, voor spelling en begrijpend lezen bijvoorbeeld. Daarnaast zijn er nog de landelijk toetsen zoals de Cito. Dat komt twee keer per jaar langs. Ook dat moet je invoeren in het leerlingvolgsysteem, zoals het heet. Moet je je voorstellen wat dat aan tijd neemt als je 25 leerlingen hebt. Eigenlijk is dat voor iemand buiten het onderwijs niet te begrijpen.”

‘Waar is het vertrouwen in het vakmanschap van de onderwijzer gebleven?’

Douwe omschrijft veel van zijn taken van de laatste jaren als was hij een administratieve kracht. “Ook als je een gesprek had met ouders, moest je dat overbrengen in het systeem. Vroeger had ik veel van die informatie gewoon in mijn hoofd en sprak ik daar met de ouders over.” Tegenwoordig gaat het vooral om data. “En waarom? Om de controle of de illusie van grip? Waar is het vertrouwen in het vakmanschap van de onderwijzer gebleven? De vanzelfsprekendheid dat een leerkracht gewoon goed zijn werk doet, is verdwenen.

We leven in een wereld van scoren, omdat dat controle geeft. Maar als je met mensen werkt, gaat het daar niet over. En wat gebeurt er: een leerkracht voelt zich meer en meer genoodzaakt mee te gaan in die wereld van dat scoren. Je wordt immers niet alleen als leerling, maar ook als onderwijzer en als school afgerekend op de Cito-resultaten. Het maakt onderdeel uit van de plaats waar jouw school staat. En niemand wil een zwakke school zijn. Laat ik je vertellen: als onderwijzer kun je er soms helemaal niets aan doen dat een Cito score lager uitvalt dan je zou willen. Er is veel gelegen aan de leerlingen die je in je groep hebt.”

Dossier

Leerlingen met een gedragsstoornis maken tegenwoordig ook een deel van een groep uit. “Ze krijgen een etiket en dan moet je daar als onderwijzer aandacht aan besteden. Ik kreeg eens een dik dossier in mijn handen gedrukt over een leerling in mijn klas. Hij kwam van een andere school. Ik keek het eerst eens een week aan en probeerde de jongen goed te observeren. Op basis van die ervaring besloot ik wat goed voor die jongen was. Ik bepaalde op eigen kracht mijn strategie en de doelen die gesteld konden worden. Dat dossier is nooit uit de kast geweest.”

‘Je hebt een mentale weerbaarheid nodig’

Tot de laatste vrijdag voor de kerstvakantie van vorig jaar stond meester Douwe voor de klas. De laatste jaren vier dagen per week. “Maar verder heb ik vanaf mijn 21ste fulltime gewerkt. Ik heb goede en slechte tijden gekend. Nooit een burn-out gehad. Dat is een geluk, maar ik weet wel dat je topfit moet zijn als je iedere dag voor de klas staat. Je moet echt heel veel energie hebben en dat is niet iedereen gegeven. Je hebt bovendien een mentale weerbaarheid nodig en je moet goed kunnen relativeren. “

Relativeren? “Ja, want heus; hoe belangrijk is het nu eigenlijk. Ik bedoel daarmee niet het onderwijs op zich, maar al die veranderingen binnen het onderwijs die ik voorbij heb zien komen. Dan kwam er weer een vergadering die begon met: ‘het is belangrijk dat jullie… ‘ Dan keek ik mijn collega’s eens aan en leken we allemaal hetzelfde te denken: wat is er nú weer belangrijk? Je moet goed kunnen prioriteren. Wat is er nou écht zo belangrijk?”

Daar heeft Douwe wel een antwoord op. “Die scores halen de bezieling uit het onderwijs. Het gaat er om dat je met hart en ziel kunt doen wat goed is voor de kinderen. Die enorme administratie is een belemmering. Je bent dan totaal niet met de ziel van het onderwijs bezig.” Maar helaas zitten volgens Douwe al die leerkrachten in een corset. “Er wordt ons heel veel opgelegd en we doen daar zelf nog een schepje bovenop. Het gaat niet meer om inspiratie maar om zorg. Daar gaat de meeste tijd in zitten. Het is bij ons op school de grootste map op de harde schijf: zorg.”

‘Onze’ school

Uit zijn woorden blijkt nog een grote betrokkenheid bij zijn eerdere werk, zeker als hij nog spreekt over ‘onze’ school. “Het systeem veranderen is moeilijk. Dat vereist een dapperheid. Een dappere bestuurder, minister of staatssecretaris. Zo iemand zou eens op moeten staan en zeggen: het is mooi geweest. We gaan het anders doen. Zoals in Finland bijvoorbeeld, daar hebben ze geen circus van toetsen en scoren.”

“Maar,” voegt hij er gedreven aan toe, “ondanks dit alles zijn er veel leerkrachten die enthousiast voor de klas staan. Daar is een grote mate van gedrevenheid voor nodig, anders red je het niet. Maar ze zijn er. En die mensen gaan ook staken, voor meer waardering. Voor meer salaris en een minder hoge werkdruk.”

‘We experimenteerden met kringgesprekken’

Hijzelf begon met grote passie aan zijn loopbaan als onderwijzer. “Ik noem het onderwijzer, want dat is wat je doet. Onderwijzen.” Hij weet nog als de dag van gisteren hoe hij begon en hoe ‘zelfstandig werken’ ingevoerd werd in de klas. Het viel onder de noemer onderwijsvernieuwing. “Het waren de jaren zeventig en het was een heel andere tijd. We experimenteerden bijvoorbeeld met kringgesprekken, en projectmatig werken was ineens een veel gehoorde term.”

Hij was een jonge onderwijzer die als invaller begon in de zesde klas. “Geen gemakkelijke klas. Ik meen dat deze uit 33 leerlingen bestond. Ik was de derde leerkracht voor die groep en ze vroegen me uiteindelijk te blijven.” Inmiddels heeft hij er jaren als basisschool-onderwijzer op zitten. “Leraar primair onderwijs heet dat tegenwoordig. Ik begon in 1977, met die zesde klas. Ik moest goed orde kunnen houden want het was een verscheidenheid aan kinderen, uit verschillende culturen. Chinese kinderen, Indische kinderen, Surinaams. Dat botste nog wel eens. Het was een pittig clubje.”

Post-hippie uiterlijk

Drie keer wisselde hij van school binnen de vereniging van Protestants Christelijk Basisonderwijs. Maar vooral die begintijd noemt hij een leuke tijd. “Er was een grote mate van collegialiteit. Al mijn collega’s waren in de twintig of dertig. We waren van die jonkies. Ik stond met veel plezier voor de klas met mijn post-hippie uiterlijk. Ik had een baard en lang haar.”

Zeventig procent van de onderwijzers was meester. Vooral in de bovenbouw, alleen klas 1 en 2 hadden een juf. En kleuters waren er niet. “Het was een andere tijd. Niet beter, maar anders. Het systeem was meer klassikaal dan nu. Het projectmatig werken was nieuw en dat was in het begin best lastig. Je moest er voor zorgen dat alle vakgebieden aan bod kwamen. En we hadden weinig middelen tot onze beschikking. We moesten ervoor naar de bibliotheek, veel kopiëren en veel schrijven. Ik vond afgelopen week nog aantekeningen uit die tijd. Op papier stond een rolverdeling uitgeschreven. Ik had groepjes gemaakt. Ik meen dat we een muurkrant of een boekje moesten maken als eindresultaat. Ja, dat was veel plakken en knippen. En natuurlijk moest er een presentatie aan het einde worden gehouden. Dat laatste gaat eigenlijk nog net zo.”

Hij heeft alle groepen gehad, behalve groep 1 en 3. “Een paar weken geleden heb ik afscheid genomen. Als ik nog had gewerkt was ik mee gaan staken. Ik ben in mijn loopbaan onder andere naar het Malieveld in Den Haag geweest en naar Groningen voor een regionale staking. En het werkt. Het is een moeilijk vak, het wordt ondergewaardeerd. In de jaren zeventig was die waardering er meer. Het was prettiger werken, menselijker ook. Er was meer aandacht en tijd voor waar het echt om gaat; de kinderen. Dat zeggen nu ook nog veel mensen, maar de praktijk laat iets anders zien.”

Foto’s genomen tijdens Douwe’s laatste werkdag op school