We balanceren tussen hoop en vrees. Zo kan ik voor mijzelf deze periode het beste beschrijven. Meteen dringt zich de gedachte aan mij op, dat er iets tussenin zit. Iets wat voor doorgaan zorgt. Het niet blijven hangen in het een of het ander. Iets maakbaars.
Immers, hoop is ongrijpbaar en vrees ook. Beide zijn zonder vorm, omdat ze bovendien voor iedereen anders zijn. Allebei een verwachting van iets wat er nog niet is. Het enige wat het krachtig maakt is dat ze een gevoel activeren. Het moment wat er NU is, daar kun je iets mee, dat beleef je en kun je veranderen.
Nederlanders zijn ergens voor of tegen. De ruimte daartussen is een angstige staat van zijn. Te onzeker. Regels willen we. Iets om je aan vast te houden en tegelijkertijd om je tegen te verzetten. Vooral een mening hebben, want dan doe je er toe. Ik ben, dus ik besta is niet genoeg. Ondertussen waren er afgelopen jaren stromingen die benadrukten, dat als je gehoord wilde worden, je dat kon leren. Leren dicht bij jezelf blijven en spreken vanuit je Ik. Het individu. Het lijkt erop, dat het is gaan doorslaan. Namelijk spreken vanuit je Zelf, dat betekent niet, dat je dan de ander geen ruimte meer moet geven voor diens mening en gezichtspunt of invalshoek. Het is bedoeld om krachtig te worden en minder onzeker.
Het was een leermoment om zelf gehoord te worden en daarna een evenwichtige balans te vinden tussen, dan wel twee mensen, of werkgever en werknemer, instantie en burger, arts en patiënt etc.… Beetje geven en nemen op gelijk niveau naar tevredenheid van beide partijen. Voor mij is dat de democratie in een notendop.
Nu echter, tijdens een crisis wordt de democratie gebruikt als een instrument om te mogen schreeuwen, een onwrikbaar standpunt in te nemen, en in opstand te komen. Persoonlijk te worden en mensen de mond te snoeren als ze het niet met jou eens zijn. Iedereen staat ineens op en alle onderwerpen worden aangegrepen om aandacht te krijgen. In de kern denk ik, dat het virus ons aanraakt in onze angsten.
Daarmee komt dan meteen alles wat al tijden suddert bovendrijven. Tegen het virus lijken we niet zo opgewassen. Immers het is een onzichtbare vijand. Dus zoeken we handvaten waarmee we ons kunnen profileren. Het geeft ook kracht en we willen ons nu sterk voelen. Ondertussen gaan we voorbij aan elkaar en wat we nodig hebben.
Het Nederlandse plaatje wat we allemaal zo fijn vinden bewaken we angstvallig. Het is voor velen een basis. Huis, gezin, werk, liefde, geloof, warmte, veiligheid. Elkaar aanraken en momenten delen. Troosten en steunen. Onze tradities, die we willen beleven zoals we altijd deden. Pasen, kerst, verjaardagen, bruiloften, Sint, begrafenissen, uit eten gaan, biertje of watertje in de kroeg. Theater en verenigingsleven, sportclubs, op zondag langs de lijn staan. Naar de huisarts kunnen en je veilig voelen binnen je gezondheid.
Helaas ligt alles op zijn gat en we raken er zo van in de war. Wie zijn wij nog zonder die duidelijkheden? Laten we stoppen met schreeuwen en hen volgen, die al op zoek gaan naar kansen en andere invullingen zoeken en vinden om datgene te doen waar alles omdraait; Leven in liefde en saamhorigheid in respect en vrede. Leven en laten leven. Dus was je handen stuk en doe een mondkapje op en hou fysiek afstand, maar niet met je hart. Niet omdat het moet, maar omdat het kan…. Oma zei; baat het niet, dan schaadt het niet. Ook weer zo lekker Hollands.