In 2016 noemde 88 procent van de volwassenen zich gelukkig. Dat percentage is sinds 2013, toen het CBS dit op de huidige manier begon te meten, stabiel. Een kleine 3 procent is echt ongelukkig, en 9 procent vindt zichzelf gelukkig noch ongelukkig. Dat meldt het CBS op de internationale dag van het geluk, met nieuwe cijfers.
Het geluksgevoel gaat sterk samen met iemands gezondheid. Van degenen die hun gezondheid als (zeer) slecht beoordelen, noemt 58 procent zichzelf gelukkig, en is 16 procent ongelukkig. Een als zeer goed ervaren gezondheid gaat veel vaker samen met geluk: 94 procent is gelukkig en 1 procent ongelukkig.
Gelukkiger met goede relatie
Ook het hebben van een relatie gaat samen met de mate van geluksgevoelens. Van de Nederlandse volwassenen met een partner voelt 92 procent zich gelukkig, van degenen zonder partner 79 procent.
Voor het ervaren geluk is de kwaliteit van de relatie echter ook van belang. Van de mensen die niet tevreden zijn over de relatie met hun partner is met 65 procent een aanzienlijk kleiner deel gelukkig dan degenen zonder partner (79 procent). Wat hier oorzaak en gevolg is, is overigens niet duidelijk: zijn minder gelukkige mensen vaker ontevreden over hun partner (en andere zaken), of leidt een slechte relatie tot minder geluk?
Gescheidenen en verweduwden minder gelukkig
Van de mensen die getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben is 92 procent gelukkig. Het percentage gelukkigen is lager bij verweduwden (75 procent) of mensen na een scheiding (82 procent). Een deel van hen heeft wel een nieuwe partner, zij zijn wel gelukkiger. Het samenwonen met een partner maakt ook uit voor geluk. Van degenen die een huishouden vormen met een partner, al dan niet met kinderen, noemt ruim negen van de tien zichzelf gelukkig. Dat percentage is lager bij mensen die alleen wonen (79 procent) en alleenstaande ouders (77 procent).