Arbeidsgeschikt tot je 67ste: een uitdaging

De AOW-leeftijd stijgt de komende jaren naar de 67 jaar (2021). Net zoals de pensioenleeftijd al naar de 67 is opgetrokken. Kwetsbare beroepen als dat van stratenmaker, betonvlechter, stukadoor, schilder, installatiemonteur en vergelijkbare professies komen daardoor extra onder druk te staan. “Wie zegt dat ik mijn werk op latere leeftijd nog kan doen. Dat is voor stratenmakers niet vanzelfsprekend.”

Steeds meer werknemers met een dergelijk beroep blijken voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd af te haken. Ze worden veelal afgekeurd door fysieke ongemakken, veroorzaakt door jarenlang hard werken vanaf jonge leeftijd.

Cijfers van het UWV laten zien dat het aantal arbeidsongeschikten vorig jaar met veertigduizend omhoog ging. ‘Dat is een stijging van 12 procent, de sterkste groei sinds het crisisjaar 2010’, zo meldt de Volkskrant deze week in een artikel (17-07-2017). Werkgevers in bouw, metaal en installatie zijn voorstander voor ‘bevriezing van de AOW-leeftijd of een flexibele AOW, waarbij de hoogte van de AOW afhankelijk is van de ingangsdatum – hoe eerder met pensioen, hoe lager de AOW’, aldus de Volkskrant.

Pensioen en arbeidsongeschiktheid

De 55-jarige Friese onderhoudstimmerman, die zijn vaste baan verloor door de crisis, werkt sindsdien als uitzendkracht bij een gerenommeerd  aannemersbedrijf. “De premie voor mijn pensioen wordt op mijn verzoek afgedragen. Als ik tot mijn pensioen of tot mijn zestigste in dienst blijf en aan nog enkele voorwaarden voldoe, heb ik recht op een voorwaardelijk pensioen bovenop het gewone pensioen. Er bestaan mogelijkheden om over te gaan tot een pensioen in de flexbranche, maar daar zie ik vanaf.”

ZZP-er

‘Zelfstandige Zonder Poen’, zo noemt een Friese stratenmaker zich gekscherend. Deze hardwerkende dertiger bouwt zijn pensioen op bij een erkende verzekeraar en hij is verzekerd voor arbeidsongeschiktheid. “Lang niet al mijn collega’s zijn daar voor verzekerd. Ze onderschatten het belang daarvan, want wie zegt dat ik mijn werk op latere leeftijd nog kan doen. Dat is voor stratenmakers niet vanzelfsprekend.”

Flexwerk

Sinds circa vijftien jaar is het beeld van de arbeidsmarkt structureel gewijzigd. Steeds minder vaklieden werken in vaste loondienst. Tal van schilders, timmerlieden en andere collega’s werken via een uitzendbureau, de zogenoemde flexwerkers. Hieronder vallen ook gedetacheerden, seizoensarbeiders, freelancers of zzp-er (zelfstandige zonder personeel) en mensen met een nulurencontract. Het aannemen van flexwerkers is vooral gunstig voor kleinere bedrijven die dan niet vast zitten aan onder meer pensioenregelingen van personeel. De werknemer moet dan zelf zijn pensioenregeling opbouwen en een arbeidsongeschiktheidsverzekering afsluiten. Dat levert soms een behoorlijke zoektocht op. Vakbonden, verzekeraars, ministeries en brancheorganisaties spreken en schrijven in technische termen over de pensioenen, de AOW en gelieerde vraagstukken van de arbeidsmarkt. Er wordt geredeneerd vanuit financiële modellen en tamelijk ondoorzichtige procedures. Mensen zien door de bomen het bos niet meer.

Optimale arbeidsomstandigheden

Wie vanwege zijn of haar zware job, op middelbare leeftijd buiten het arbeidsproces raakt, wordt keihard geconfronteerd met deze niet altijd even duidelijke pensioenregelingen en de arbeidsongeschiktheidswet. Het is daarom van belang dit te voorkomen door te investeren in optimale arbeidsomstandigheden. Werk moet waar mogelijk fysiek lichter en daardoor aantrekkelijker worden gemaakt. Ook zijn er mogelijkheden om wensen van flexwerkers via vakbonden en brancheorganisaties doeltreffender te organiseren. De overheid moet daarin het voortouw te nemen tot een model waarin het welzijn van werknemers, dus ook die van flexwerkers, voorop komt te staan. Op deze wijze halen meer werknemers de pensioengerechtigde leeftijd.