Verzekerde jaren
De AOW-opbouw is afhankelijk van de periode waarin een persoon verzekerd was gedurende de vijftig jaren voorafgaand aan de AOW-gerechtigde leeftijd. Op enkele uitzonderingen na bouwt elke ingezetene in Nederland AOW op. De hoogte van de AOW is gelijk aan het minimumloon, vermeerderd met een toeslag van 2,4 procent.
Gemiddeld kwamen alle Nederlandse ingezetenen in 2015 uit op een AOW-opbouw van 94 procent. Inwoners met een Nederlandse achtergrond hadden met een gemiddelde van 99 procent een bijna volledige opbouw.
De hogere AOW-leeftijd pakt gunstig uit voor mensen met een migratieachtergrond doordat de aanvangsleeftijd van de opbouwfase tegelijkertijd omhoog ging met de AOW-gerechtigde leeftijd. Bij een AOW-leeftijd van 67 jaar begint de opbouw bij 17 jaar. Mensen die op latere leeftijd naar Nederland zijn gekomen missen op die manier minder verzekerde jaren dan toen de opbouw nog twee jaar eerder begon. Ze bouwen nu wel de extra jaren AOW op 66- en 67-jarige leeftijd op.
Verschillen tussen mensen met een migratieachtergrond
Van 2004 tot 2015 steeg de AOW-opbouw bij inwoners met een migratieachtergrond in het algemeen, maar toch bestaan grote verschillen tussen de verschillende groepen. Personen met een niet-westerse achtergrond die geen wortels in Suriname, Marokko, Turkije of de Nederlandse Antillen en Aruba hebben, zitten met een opbouw van 65 procent ver onder het landelijk gemiddelde. Zij krijgen dus bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd gemiddeld 65 procent van de volledige AOW-uitkering.
Mensen met een Surinaamse achtergrond hebben met 91 procent juist het hoogste opbouwpercentage van alle inwoners met een migratieachtergrond. Een relatief groot deel van deze groep kwam na de onafhankelijkheid van Suriname halverwege de jaren zeventig naar Nederland en woont hier sindsdien, met een groot aantal opbouwjaren tot gevolg. Een tussenpositie is weggelegd voor de herkomstgroepen uit Turkije en Marokko, beiden met 88 procent, en personen van de (voormalige) Nederlandse Antillen en Aruba met 83 procent.
Stijgers en dalers
Het opbouwpercentage van personen met een Antilliaanse en Arubaanse achtergrond lag in 2015 zo’n 21 procent hoger dan in 2004. Mensen met een Turkse of Marokkaanse migratieachtergrond hadden in 2015 respectievelijk 12 en 13 procent meer opgebouwd dan toen.
Niet bij elke herkomstgroep steeg de opbouw. Bij de personen met een westerse achtergrond ligt de AOW-opbouw in 2015 juist een stuk lager dan in 2004. Deze groep bestaat steeds meer uit personen uit Oost-Europese landen die zich recent in Nederland vestigden en daarom tot de eerste generatie behoorden. Zo’n 23 procent in 2015 kwam uit Oost-Europa, tegen 13 procent in 2004. In dat jaar trad Polen toe tot de Europese Unie.
Het opbouwniveau zakt bij de groep met een westerse achtergrond van 80 naar 75 procent. Daardoor neemt de kans toe dat een latere korting op de AOW-uitkering leidt tot onvoldoende inkomsten om op het bestaansminimum te komen.