Alledagjes: Blij dat ik rij!

Een auto is voor mij onmisbaar. Ook al is het maar een klein brikje. Ik moet het gevoel hebben dat ik weg kan.

BLOG – Oh jongens wat ben ik blij dat ik met dit akelige herfstweer, storm en regen, een auto heb en kan autorijden! Ik ben één van die mensen die zich opgesloten voelt als zij geen auto heeft. Ik moet het gevoel hebben dat ik weg kan. Luxegelul hoor, ik weet het. Er zijn miljoenen mensen met heel andere noden. Ook in de tijd dat ik een bijstandsmoeder was wist ik te sparen voor een klein autootje van een paar honderd euro. Daar reed ik dan ongeveer een jaar in, met wat geluk iets langer, voordat zo’n brikje weer de geest gaf. Een kennis van me was autoknutselaar en als ik ooit nog eens een paar miljoen win is hij één van de mensen die ook wat krijgt. Ik ben hem dankbaar dat hij mij altijd uit de brand hielp als het nodig was. Zo kon ik, samen met mijn twee kinderen nog eens ergens komen.

Toen ik twintig was en sinds een jaar een vaste baan als tandartsassistente had, wist ik precies waar ik mijn eerste eigen verdiende geld aan uit ging geven: aan rijlessen. Hoewel ik het dood-maar dan ook-dóódeng vond zag ik er het belang van in. Ik vroeg iedereen bij welke rijschool ik het beste terecht kon. Mijn ex-schoonzusje wist wel iemand: Bert. Bert, een kennis van haar, was een heel rustige, vriendelijke man en precies geschikt voor iemand met rij-angst. Mijn omgeving had er weinig vertrouwen in dat een klungelaar als ik de rijlessen tot een goed einde zou brengen. De grappen waren dan ook niet van de lucht: deel je de route even van tevoren? Dan leggen we strobalen neer. Ha ha ha! Ze kwamen niet meer bij. Nee, echt heel steunend! Alleen mijn moeder, de schat, had altijd een blind vertrouwen in alles wat ik deed, zo ook nu.

Dat had schoonzus er ook wel eens bij mogen zeggen, dacht ik boos

Op D-day werd er aan de deur gebeld. Ik was een zenuwinzinking nabij maar deed toch de deur open. Daar stond een spastische man die mij een hand gaf en, voor mij onverstaanbaar sputterend, zijn naam mompelde. Dat kon hem onmogelijk zijn, mijn rij-instructeur. Een spastische man die rijlessen gaf, dat kon toch niet? Het kon, het was Bert. De eerlijkheid gebied me te zeggen dat hierdoor mijn vertrouwen bepaald niet werd vergroot. Dat had schoonzus er ook wel eens bij mogen zeggen, dacht ik boos. Dan had ik nog nee kunnen zeggen. Daar had ik nu het hart niet meer voor en zwetend en hijgend van de stress stapte ik bij Bert in de auto.
Bert bleek een echte lieverd, een geduldige leraar en met wat moeite kon ik hem ook best verstaan. We hadden het heel supergezellig samen en Bert wist me op mijn gemak te stellen, ook al kwam ik de eerste paar keren met knallende koppijn thuis. Bert en ik hadden veel lol en hele verhalen samen. Dat autorijden, dat was zo gek nog niet.

Maar na een week of tien vroeg mijn baas, de tandarts, ‘Tietia, welke verrichtingen heb je al gehad?’ Verrichtingen…ehm verrichtingen…ik had geen idee. ‘Wat bedoelt u?’, vroeg ik met een klein stemmetje. ‘Nou, de hellingproef, inparkeren, dat soort dingen’. Nee, dat had ik nog niet gehad. Ik was zover dat ik in de derde versnelling kon rijden en dat Bert niet doorlopend meer mijn hoofd omhoog hoefde te duwen omdat ik steeds naar mijn voeten op de pedalen keek. ‘Dat is geldklopperij! riep mijn baas ‘lekker makkelijk geld verdienen, die man wordt slapend rijk van jou! Je moet aangeven dat je sneller wilt leren en dat je verrichtingen wilt doen’.
Dus de eerstvolgende keer dat ik rijles had vertelde ik Bert haperend, omdat ik het zo zielig vond voor hem, dat het me te langzaam ging en dat ik verrichtingen wilde doen. ‘Hm, dus het gaat jou niet snel genoeg, zei Bert, dan wordt het tijd dat je met Belinda gaat kennismaken. Zij werkt ook voor mij en ze is wat pittiger. Ik zal een afspraak voor je maken’. Bert leek zich gelukkig totaal niet aangevallen te voelen en we namen als goede vrienden afscheid.

Ze zorgde er wel voor dat ik zo scherp als een mes werd

De eerstvolgende keer stond er een grote, woest uitziende vrouw voor de deur. Ze kneep mijn hand bijna fijn toen ze zich voorstelde. Ik was zó geïntimideerd dat de moed me in de schoenen zonk. Belinda had een totaal andere manier van lesgeven, ongeduldig en nors. Ik was óp van de zenuwen als ik bij haar in de auto stapte en de hoofdpijn kwam weer terug. Maar ze zorgde er wel voor dat ik zo scherp als een mes werd. Als ik bij een stopbord niet helemaal stil stond trapte ze zo hard op de rem dat ik met mijn hoofd tegen de voorruit bonkte. Zo’n type was dat. Ze leerde me in ijltempo goed autorijden. Alleen werd ik haar chagrijnige gescheld helemaal beu. De spanning liep steeds verder op, maar ik was te bang om er iets van te zeggen. Tot die ene keer dat midden op een drukke weg mijn motor afsloeg. Belinda raasde en vloekte en ik scheurde met gierende banden de weg af. Ik zette de auto naast een stoep en kon me niet meer inhouden ‘Hou op idioot, ik ben er godverdomme helemaal klaar mee. Je kan alles tegen mij zeggen maar dan op een normale manier. Ben je nou helemaal van de ratten besnuffeld!’ Ik was razend! Belinda zei niets. Ze haalde haar pakje shag uit haar spijkerjasje en begon een shagje te rollen. Daarna gaf ze het pakje aan mij en ik rolde ook een shagje. Zwijgend zaten we een tijdje te roken.

‘Dus je bent boos op mij?’, vroeg Belinda. ‘Ja zei ik, je behandelt me als een debiel en daar heb ik schoon genoeg van. Je kunt dingen ook normaal tegen me zeggen’. Weer was het een tijdje stil. ‘Oke, je hebt wel een punt’, zei Belinda ‘ik zal mijn best doen om het wat anders te doen’. Ze bood me haar hand aan en ik schudde hem. De transformatie was opmerkelijk, alsof ze wakker geworden was. Belinda begon met me te praten en me vragen te stellen en we leerden elkaar kennen. We merkten dat we elkaar eigenlijk heel aardig vonden. Het rijden raakte hierdoor in een stroomversnelling. Belinda was echt een goede instructrice en ik, niet meer gehinderd door angst, bleek een goede leerling. Al snel kon ik examen doen en ik slaagde met vlag en wimpel, in één keer. Ik had mezelf en mijn omgeving verrast. En Belinda en ik, nog net geen beste vriendinnen, namen afscheid van elkaar. ‘Ik ben trots op je, zei ze, je hebt het prima gedaan!’ Haar dat te horen zeggen was voor mij de ultieme beloning!

De namen in deze blog zijn gefingeerd.