Kwart ouderen in instellingen komt zelden buiten

Kwart van de ouderen in instellingen zegt zelden of nooit buiten te komen. Dit blijkt uit de SCP-publicatie Ouderen in verpleeghuizen en verzorgingshuizen. Er wonen in 2015 circa 117.000 ouderen in een verzorgings- of verpleeghuis. 60% van de bewoners zijn vrouwen van 80 jaar of ouder. Vrijwel alle bewoners kampen met (ernstige) lichamelijke beperkingen. Driekwart heeft geheugenklachten, 40% heeft dementie.

(Tekst: Zorginstellingen)

Twee derde van de bewoners krijgt wekelijks bezoek, vooral van hun partner en kinderen. Driekwart van de bewoners ontvangt naast de zorgverlening van het personeel in het tehuis ook hulp van (een van hun) familieleden.

Naar buiten

Twee derde van de bewoners komt wel dagelijks (30%) of ten minste één keer per week buiten (34%). Iets minder dan de helft van de bewoners geeft aan vaker naar buiten te willen, maar doet dit niet omdat de gezondheid dat belemmert, of omdat niemand mee wil of de bewoner kan brengen en halen. Mensen die weinig buiten komen, hebben vaak (zeer) ernstige fysieke beperkingen en krijgen minder bezoek.

Een groot deel van de ouderen neemt deel aan verschillende activiteiten. Ruim twee derde van de ouderen gaat regelmatig gezamenlijk koffie of thee drinken. Ook zelf regelmatig koffie of thee voor anderen zetten, boodschappen doen in het winkeltje in het huis of in de buurt komen geregeld voor.

Vooral vrouwen van 80 jaar of ouder

De vrouwelijke bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen zijn gemiddeld 87 jaar oud en daarmee gemiddeld vijf jaar ouder dan hun mannelijke medebewoners. Hoewel de meerderheid van de bewoners is verweduwd, heeft bijna een op de vijf een partner, die vaak zelfstandig woont.

Bewoners met ernstige gezondheidsklachten

De directe aanleiding voor opname is doorgaans een geleidelijke verslechtering van de gezondheid. Vier op de vijf bewoners heeft (zeer) ernstige lichamelijke beperkingen. Bijna alle bewoners hebben meer dan twee chronische aandoeningen. Problemen met de slaap en pijnklachten komen relatief vaak voor. Bijna driekwart van de verpleeg- en verzorgingshuisbewoners heeft geheugenklachten, en vier op de tien bewoners heeft dementie.

Twee derde van de bewoners krijgt wekelijks bezoek

Ongeveer een op de zeven bewoners krijgt zelden of nooit visite. De meeste ouderen gaan ook zelf niet meer bij anderen op bezoek; ruim twee derde doet dit zelden of nooit. Bijna 80% van de ouderen die in een verpleeg- of verzorgingshuis wonen heeft kinderen en kleinkinderen, die meestal eens per week op visite komen. Overige familieleden, vrienden en goede kennissen komen minder vaak op bezoek. Net als de meeste bewoners zelf, is een deel van hun familieleden, vrienden en kennissen hoogbejaard, of kampt met ernstige gezondheidsproblemen, waardoor het moeilijk is om op bezoek te gaan.

Meeste bewoners krijgen hulp

Driekwart van de verpleeg- en verzorgingshuisbewoners ontvangt naast de zorgverlening van het personeel in de instelling ook hulp van een van hun familieleden. Meestal is dat dan van één van de kinderen die vaak wekelijks helpt met de administratie, het vervoer, de boodschappen of de was. Vier op de tien bewoners ontvangt hulp van vrijwilligers. Hulp van vrienden komt minder vaak voor.

Vrijwilligers helpen vaak tijdens de uitstapjes en dagelijks tijdens de eetmomenten. Ook de hulp van vrienden wordt vooral tijdens uitstapjes geboden, maar deze hulp is vaak maandelijks of sporadisch.