Er stierven van maart tot oktober 12.872 mensen aan COVID-19, de ziekte veroorzaakt door het nieuwe coronavirus. Van 10.372 is met zekerheid vastgesteld dat men besmet was met het coronavis, van 2500 wordt dit vermoed. Van alle coronadoden ontving bijna 60 procent (7500 personen) zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz). Dit blijkt uit cijfers van het CBS.
Bij zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) gaat het om zorg met verblijf in een instelling. Denk hierbij bijvoorbeeld aan verpleeg- of verzorgingshuis of een woonvorm in de gehandicaptenzorg. Tijdens de piek van week 44 werd bij 1 op de 3 overleden Wlz-zorggebruikers COVID-19 vastgesteld of vermoed.
De cijfers over doodsoorzaken zijn gebaseerd op de doodsoorzaakverklaringen van een arts. Het CBS ontvangt deze verklaringen via de gemeente waar iemand is overleden. Met name in april was de oversterfte groot. Het zou gaan om 6.357 mensen die stierven aan (vermoedelijk) COVID-19. Ook stierven veel mensen aan ‘nieuwvormingen’ (waaronder kanker), hart- en vaatziekten en psychische stoornissen of ziekte aan het zenuwstelsel.
Hoogste sterfte in de leeftijdsgroep van 90 jaar en ouder
Relatief gezien, per duizend inwoners, overleden in alle leeftijdsgroepen meer mannen dan vrouwen aan COVID-19. In het begin van de tweede golf stierven onder 60- tot 90-jarigen ongeveer twee keer zoveel mannen als vrouwen. De hoogste sterfte per duizend inwoners was in de leeftijdsgroep van 90 jaar en ouder.